Zwitsers romanist (Wangi 21 Jan. 1882), studeerde te Zürich en Parijs. Hij werd in 1907 privaat-docent aan de universiteit van Zürich en in 1915 titulair professor.
Behalve dialectgeograaf is Jud ook een voortreffelijk etymoloog, en heeft zich evengoed op het terrein van de Franse, Italiaanse als Rhaeto-romaanse taalkunde bewogen. Wat deze laatste activiteit betreft, hij is ook lid van de Philologische Kommission des ratischen Idiotikons, het woordenboek van deze vierde officiële taal van Zwitserland. Met Jaberg is hij de uitgever van de Sprach- und Sachatlas Italiens und der Südschweiz (sinds 1928) en het handboek daarover Der Sprachatlas als Forschungsinstrument (Halle 1928). Over het algemeen gaat hij dieper op de problemen in, is meer detailvorser en publiceert ook meer in de vorm van artikelen, dan zijn ambtgenoot en medewerker Jaberg dat doet. Zijn Züricher dissertatie Recherches sur la genese et la diffusion des accusatifs en -ain et en -on (1907) was al fundamenteel en zijn theorie van een Frankische oorsprong dezer Oudfranse eigennamen is door de laatste onderzoekingen bevestigd.Bibl. (beh. de genoemde): Zur Geschichte der bündnerromanischen Kirchensprache, in XLIX. Jahresber. d. hist.-antiquar. Gesellsch. von Graubünden (Chur 1919); Problèmes de géographie linguistique romane, in Rev. de ling. romane I en II, 1925, 1926. Sinds 1937 geeft hij, met A. Steiger, het tijdschrift Vox Romanica uit.
Lit.: I. Iordan (vert. John Orr), An Introduction to Romance Linguistics (London 1937), blz. 226-229 en 257-261; L. Spitzer, Meisterwerke der romanischen Sprachwissenschaft I (München 1929), P 369-370; Festschrift J. J. (1943) niet bibliografie.