is een der benamingen van het Afrikaans-sprekende bevolkingsdeel der Unie van Zuid-Afrika (zie Afrikaander en Afrikaner).
Toen in 1705 de Kaapse landbouwers en veeboeren in verzet kwamen tegen de concurrentie, hun aangedaan door de grootbedrijven van gouverneur Van der Stel en zijn ambtenaren, ontstond een zekere eenheid tussen deze kolonisten van Nederlandse en Franse afkomst. Zij werden smalend „lompe schoften van onwetende boeren” genoemd, in tegenstelling tot de ambtenaren en stedelingen te Kaapstad. In de 18de eeuw splitsten deze boeren zich meer en meer in gezeten graan- en wijnboeren in de buurt van Kaapstad en trekkende veeboeren, die — op zoek naar weiveld voor hun steeds groeiende kudden — het binnenland in gingen en langs de kust oostwaarts trokken. Deze trekboeren, zich politiek en economisch steeds meer onafhankelijk gedragend van Kaapstad, namen in de loop van de 18de eeuw de benaming Boeren aan. Onder hen vormde zich terzelfder tijd het Afrikaans uit het Nederlands. Strijd tegen Kafferstammen aan de overzijde van de Grote Visrivier versterkte hun saamhorigheid en in Febr. 1795 zegden zij zelfs de gehoorzaamheid aan de Compagnie op, hoewel ze onder de Republiek wilden blijven.
Na de bezetting van de Kaap door Engeland keerde zich hun zelfstandigheidsgevoel tegen de Britten. Als „Emigranten Boeren” begonnen velen hunner de Grote Trek, die het Hollands element in Zuid-Afrika redde, en leidde tot het stichten der Boerenrepublieken: Oranje Vrijstaat en Zuidafrikaanse Republiek. Door hun heldhaftige strijd tegen het Britse imperialisme in de tweede helft der 19de eeuw werd „Boeren” een erenaam. De Engelsen namen het woord over, spraken van „Boers” en gebruikten „Boer” als bijvoeglijk naamwoord. Ook in Nederland duidde Boeren sinds het midden der 19de eeuw de Voortrekkers en hun nakomelingen aan.
In de 20ste eeuw raakte de benaming in Zuid-Afrika zelf enigszins op de achtergrond, doordat het streven naar eenheid tussen alle Afrikaans-sprekenden, ook in de Kaap en Natal, de term „Afrikaner” naar voren bracht, terwijl „Boeren” veelal onnadenkend onder Engelse invloed werd gebruikt (bijv. Boerenoorlog, Boer War). Sommige groepen in het Afrikaanse nationalisme gebruiken het Woord echter bij voorkeur: om die eigenschappen aan te duiden, welke het beste de geest der Voortrekkers vertolken („Ons is ’n Boerenasie met ’n Boerekultuur”).
PROF. DR M. BOKHORST
Lit.: H. T. Colenbrander, De afkomst der Boeren (1902); P. J. van der Merwe, Die Noordwaartse beweging van die Boere voor die Groot Trek, 1770-1842 (Den Haag 1937); Id., Die Trekboer in die geskiedenis van die Kaapkolonie, 1657-1842 (Kaapstad 1938); Id., Trek (Kaapstad enz. 1945); G. M. v. d. Heever en P. de V. Pienaar, Kultuurgeskiedenis van die Afrikaner, 1ste dl (Kaapstad enz. 1945).