(Johann Baptist Albin), Duits-Oostenrijks S.S.-Ieider (Klagenfurt 4 Febr. 1895 - ’s-Gravenhage 25 Mrt 1949), zoon van een officier, studeerde te Graz techniek, streed in Wereldoorlog I, waarin hij zwaar gewond werd en
tot officier opklom en sloot zich na de oorlog aan bij uiterst rechtse vrijkorpsen.
Overal, waar te vechten viel voor de Grootduitse zaak, was hij in die jaren te vinden: in Stiermarken streed hij tegen de communisten en de Joegoslaven; in Karinthië tegen de Joegoslaven; in Opper-Silezië tegen de Polen. Hij werd een der voornaamste leiders van de Stiermarkense Heimatschutz, die vrijwel geheel op nat.-soc. leest geschoeid was. Toen na de mislukte Putsch van dr Pfriemer (Sept. 1931) het clericaal-fascistische element in de Heimwehr weer de overhand kreeg, was Rauter’s rol hier uitgespeeld. In 1933 week hij uit naar München en werd weldra met een hoge rang in de S.S. opgenomen.
Hij wist in grote mate het vertrouwen van Himmler* te winnen, vervulde in de jaren 1933-1940 belangrijke opdrachten en werd eind Mei 1940 naar het bezette Nederland gezonden als Commissaris-Generaal voor de Openbare Veiligheid en „Höhere S.S.- und Polizeiführer”. Hoewel theoretisch in eerstgenoemde functie ondergeschikt aan Rijkscommissaris Seyss-Inquart*, nam hij metterdaad een geheel zelfstandige positie in en was alleen verantwoordelijk aan Himmler. Zowel de S.S. als het gehele Duitse politie-apparaat in Nederland ressorteerden onder hem. Bijgestaan door een „Befehlshaber der Ordnungspolizei” en een „Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des Sicherheitsdienstes” oefende hij een genadeloos politie-bewind uit, dat in de latere oorlogsjaren steeds meer het karakter van een zuivere terreur kreeg. In hoogste instantie was Rauter aansprakelijk voor de in Nederland plaatsvindende fusillades en deportaties, voor zover deze niet door de Wehrmacht werden ten uitvoer gelegd. Het Nederlandse volk vreesde en haatte hem als een tweede Alva.
Persoonlijk was hij een onkreukbaar en betrekkelijk sober levend man, doch blindelings getrouw aan Himmler en de S.S. In Juni 1943 werd hij bevorderd tot Obergruppenführer van de S.S. en generaal van de politie. Na de luchtlanding bij Arnhem (Sept. 1944) kreeg hij als generaal der Waffen-S.S. het bevel over het Maasfront. Zijn politiële taak legde hij thans grotendeels neer om zich op de hem veel meer liggende militaire opgaven te concentreren. Op 6 Mrt 1945 pleegden enige Nederlandse verzetslieden, hoogstwaarschijnlijk bij vergissing, bij Woeste Hoeve een aanslag op Rauter, waardoor deze zeer zwaar gewond werd. Bij wijze van represaille liet Rauter’s plaatsvervanger Schoengarth honderden Nederlanders fusilleren.
Na Duitslands capitulatie werd Rauter door de Geallieerden gearresteerd en aan Nederland uitgeleverd. Het Bijzondere Gerechtshof te ’s-Gravenhage veroordeelde hem op 4 Mei 1948 tot de doodstraf. De Bijzondere Raad van Cassatie bevestigde op 12 Jan. 1949 deze sententie, echter met wijziging der schuldigverklaring in: oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Nadat nog een verzoek om revisie was verworpen, werd Rauter gefusilleerd.
Lit.: Het proces R. (’s-Gravenhage 1952, Rijksinst. v. oorl. doc., Bronnenpubl., Processen 5).