( Kärnthen of Kärnten) is een Oostenrijks bondsland, grenzend aan Salzburg, Stiermarken, Joegoslavië en Italië, dat op 9534 km2 (1948) 483 000 inw. telt. De bodem is grotendeels bergachtig en heeft lange, uitgestrekte dalen.
Het Drave- of Draudal loopt van W. naar O. door dit land en scheidt de gebergten in twee grote groepen, nl. het gebied van de gneisalpen en het gebied van de zuidelijke kalkalpen. Tot het eerste behoren de Hohe Tauern, de Gurktaler en de Lavanttaler Alpen, tot het tweede gebied de Karnische Alpen en de Karawanken. De voornaamste rivier is de Drau, die bijna alle rivieren van Karinthië in zich opneemt. Er zijn ook verschillende meren. Het klimaat is in het gebergte ruw en in de dalen zacht en heeft over het algemeen een continentaal karakter met de hoogste zomertemperaturen in het bekken van Klagenfurt. De bevolking bestaat voor ca 4/5 uit Duits sprekende Oostenrijkers en voor het overige uit Slovenen en is, op een gering percentage Protestanten na, Rooms-Katholiek.
De bodem wordt hoofdzakelijk als weiland, verder als tuingrond en bouwland gebruikt en levert o.a. maïs, gerst en boekweit; de bosexploitatie levert timmer- en kaphout en houtafval voor de papierindustrie. Het Klagenfurter bekken heeft veel akkerbouw, het Lavantdal veel fruitteelt. De bodem levert lood, ijzer, zink, mangaan en bruinkolen en er is hout-, cellulose-, papier-, aardewerk-, metaal-, textiel-, leder-, cement-, conserven- en chemische industrie. De hoofdstad is Klagenfurt.GESCHIEDENIS
Nadat de oudst bekende bewoners, de Kelten, door de Romeinen verdrongen waren werd Karinthië een deel van de Romeinse provincie Noricum. Na verschillende invallen tijdens en na de volksverhuizing en de kerstening in de 8ste eeuw, kwam het gebied als de mark Carantanus bij het Frankische rijk. In 976 werd het een zelfstandig hertogdom, maar behoorde meestal tot Beieren, later achtereenvolgens aan de vorsten van Stiermarken en Bohemen. In 1335 kwam het langzamerhand zeer verkleinde vorstendom door erfenis onder het bestuur der Habsburgers. Van 1809-1813 was het een deel der Illyrische provincies, in 1849 werd het kroonland. Na Wereldoorlog I werd het, bij de Vrede van St Germain in ig20, verkleind door afstand van het Kanaaldal (445 km2) aan Italië en van het Miesz-dal en het gebied van Seeland (332 km2) aan Joegoslavië. Na Wereldoorlog II werd het een deel der Britse bezettingszone van Oostenrijk.
Lit.: Monuraenta historica Carinthiae, uiig. d. A. Jaksch (4 dln, 1896-1906); M. Wutte, Länderkunde v. Kärnten (1923); J. G.
Perkonig, Kämter Heimatbuch (1925); A. Jaksch, Geschichte Kärntens (2 dln 1928-’29); A. Korner, K. (1930); E. Kriegbaum, K., in: Ztschr. £ Erdkunde X (1942).