hoofdstad van het Oostenrijkse bondsland Stiermarken, gelegen aan de Mur en aan de spoorlijn Wenen -Triëst, telt (1950) 235 877 inw. (1939: 207747), v.w. 84 pct R.K. en 7,5 pct Evang. De stad zelf bestaat uit de Binnenstad, St Leonhard, Geidorf, Lend, Gries en Jakomini.
De binnenstad ligt links van de Mur om de zuidelijke voet van de 471 m hoge Schlossberg (kabelspoor), met resten van oude vestingwerken en met een groot stadspark. Over de rivier liggen zeven bruggen. Mooie punten in de omgeving zijn de arken aan de Hilmteich, de Rosenberg en de latte (met het Stephanie-observatorium), de Rainerkogel, de bedevaartskerken Maria-Grün en Maria-Trost, de Buchkogel, het slot Eggenberg, de ruïne Gösting, Judendorf en de bedevaartskerk Straszengel.Naast een druk handelsverkeer heeft Graz belangrijke industriële nijverheid, zoals ijzer-, staal-, machine-, voertuigen-, electrotechnische, ceramische, chemische en papierfabrieken, verder levens- en genotmiddelen-, film-, hout-, textiel- en lederindustrieën.
Hans Niesenberger was waarschijnlijk de bouwmeester van de Laatgothische domkerk van de H. Aegidius (voltooid in 1462); de kerk werd na overgave aan de Jezuïeten (1577) door Pietro de Pomis, architect en schilder, in 1615 vergroot. Van de rijke versieringen is in het koor een „kruisiging Christi” door Conrad Laib (1475) vermeldenswaard. Van de andere kerken zijn de van i6i2-’27 in Laatgothische traditie herbouwde St Andrae-kerk, de VroeggothischeLeechkerk (1275’93 herbouwd) en de Laatgothische Stadtpfarrkirche „Zum H.
Blut” te noemen. Pietro de Pomis begon in 1614 met de bouw van het Mausoleum voor keizer Ferdinand II (van buiten voltooid door Peter Valnegro in 1639, van binnen pas op het einde van de i7de eeuw, met fraaie stucdecoraties en fresco’s).
De oude keizerlijke burcht is slechts fragmentarisch bewaard. Het „Landhaus” is een groot complex van huizen uit de 16de-19de eeuw; de bouwmeester van het monumentale hoofdgebouw (1557’86) op de wijze van een Lombardisch palazzo was Domenico dell’Allio uit Lugano. Daarnaast ligt het „Städtisches Zeughaus” (1643~’45) door Anton Solar. Verder zijn talrijke fraaie patriciërs- en burgerhuizen uit de 16de-i8de eeuw bewaard gebleven.
Het Landesmuseum „Joanneum” (1811) bevat o.m. een praehistorische en oudheidkundige afdeling met fossielen- en muntenkabinet, een afdeling kunstnijverheid (w.o. de Admonter Madonna, ca 1320) en verder het welbekende Volkskundemuseum (1911). De Stiermarkse Landsbibliotheek (1811) bevat 350 000 dln, w.o. 981 handschriften en 75 wiegedrukken. Het Stiermarkse landsarchief (1811) bewaart o.a. tot 1186 teruggaande oorkonden. Van de talrijke onderwijsinstellingen zijn o.m. te vermelden: de Karl Franzen-universiteit (1586), met ca 250 docenten en ruim 5200 studenten, de bijbehorende bibliotheek bevat ca 500000 dln; de Technische Hogeschool (1864) met ca 165 docenten en ruim 2100 studenten, waarbij een bibliotheek van ruim 60 000 dln.
GESCHIEDENIS
De naam Graz wordt in 1140 voor het eerst vermeld, maar archaeologische onderzoekingen hebben uitgewezen, dat hier reeds in de Romeinse tijd een nederzetting bestaan heeft. In 1281 kreeg Graz van koning Rudolf van Habsburg stadsrecht. Bij de onderlinge verdeling der landen van de Habsburgers in 1379 werd Graz hoofdstad van de hertogen van de Stiermarkse tak en in 1564 weer. Tijdens de eeuwenlange Turkenoorlogen was het middelpunt van de krijgsverrichtingen.
In 1797 en 1805 werd het door de Fransen bezet.
De verwoestingen in Wereldoorlog II bleven te Graz tot minder belangrijke gebouwen beperkt. Aantal gebouwen en woningen (1939 = 100) in 1945: 91,6, resp. 97,6 pct; in 1950: 101,8 en 112,5 pct.
Lit.: G. Dehio, Handb. d. dtschen Kunstdenkmaler, II. Abt., österreich, dl I (1933), blz. 219-37; F. Popelka, Gesch. d.
Stadt Gr., 2 dln (1928-37); H. Löschnigg, Grazer Leben und Kunst in den Biedermeiertagen (1921); H. Kloepfer, Das ist Graz, die Stadt im dt. Südosten (1939).