Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Guillaume BRIÇONNET

betekenis & definitie

(Parijs 1470 Château d’Esmans bij Montereau 25 Jan. 1533), zoon van de gelijknamige vader, de trésorier van koning Karel VIII en latere kardinaal van St Malo, uit een wettig huwelijk, voordat deze zich na de dood van zijn vrouw tot priester liet wijden. Guillaume II was een leerling en geestverwant van de humanistisch, Neoplatonisch en reformatorisch gezinde Jacques Lefèvre d’Etaples (Faber Stapulensis), doch stootte nog minder dan deze tot de werkelijke Reformatie door.

Onder Lodewijk XII volbracht hij een geslaagde zending naar Rome om de beschuldiging te weerleggen, dat de koning paus Julius II had willen doen afzetten om hem door de kardinaal van Amboise te vervangen. Hij werd beloond met de rijke abdij van St Germain-des-Prés te Parijs (1507). Aldaar ontving hij zijn leermeester, die zich er aan zijn humanistisch-reformatorisch werk kon wijden. In 1516 bisschop van Meaux geworden, verzamelde hij een belangrijke kring van hervormingsgezinde theologen om zich heen, waaronder weder Lefèvre, ook Roussel, Michel d’Arande, Farel, Mazurier e.a Een nieuwe zending naar Rome om zaken die het gevolg waren van het Concordaat van 1516 te regelen, onderbrak al spoedig zijn episcopaat Met Marguerite d’Angoulême, de zuster van koning Frans I, onderhield hij een correspondentie van betekenis.

Na de nederlaag bij Pavia en de gevangenneming van de koning in 1525 veranderde de koers voor de hervormingsgezinden volkomen; Briçonnet zag zijn vrienden uiteenvluchten, onderkende het gevaar voor zichzelf, werd vooral door de Franciscanen in zijn eigen diocees bestreden en capituleerde. Hij woonde de anti-reformatorische synode van Parijs in 1528 bij en bracht het niet verder meer dan tot kleine interne reformaties.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit. Toussaints du Plessis, Hist. de l’Eglise de Meaux, 2 vol. (1731); Guy Brettonneau, Hist. génér. de la maison des Briçonnets (1620); J. Herminjard, La correspondance des Réformateurs, I; A. Renaudet, Préréforme et humanisme à Paris 1494-1517 (1916); John Viénot, Hist. de la Réforme française des origines à l’Edit de Nantes, ch.

I (1926); P. Imbart de la Tour, Les origines de la Réforme (1905); Hefele-Leclercq, Histoire des Conciles, VIII, 2. (1921), 1070-1081; S. Berger, Le procès de G. B. in: Bull, de la Société du Protestantisme français (1900) ; Haag, La France Protestante, 2III, 127-145.

< >