Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GOUDLEDER

betekenis & definitie

De toepassing van leder voor versiering en bekleding is reeds zeer oud. De techniek om leder op te werken met goud en zilver en kleurstoffen schijnt zich het eerst en het fraaist te hebben ontwikkeld onder de Moren.

Hierdoor verspreidde deze techniek zich naar Spanje en West-Europa, waar goudleder in de 17de en 18de eeuw als bekleding voor wanden en stoelen in zwang kwam. Cordova kreeg een grote roep voor de vervaardiging van goudleer, zodat men in de 16de en 17de eeuw sprak over „cuir de Cordoue”. Reeds sedert de 14de eeuw bestonden werkplaatsen voor de vervaardiging van goudleder in Mechelen, en verder o.a. in Antwerpen, Brussel, Rijsel. Voor Amsterdam en Den Haag worden Hans le Maire en Jacob Dirckz genoemd als meesters van de goudlederfabricage.Het echte goudleer bestaat uit vierkant of langwerpig gesneden huiden die met naald en draad aan elkander werden geregen. De oppervlakte der huid werd, nadat deze voldoende plastisch gemaakt was, bewerkt met vele soorten stempels waarmede figuren „en relief” verkregen konden worden. Door het aanbrengen van bladzilver of goud, het toevoegen van kleuren enz., konden prachtige kleureffecten bereikt worden. Aanvankelijk werden deze patronen veelal in „rapport” verwerkt, d.w.z. de verschillende vakken sloten in het patroon op elkander aan.

Later ging men er toe over het goudleer te gebruiken als ondergrond voor enorme muurschilderingen. In het ornament is de gehele ontwikkeling te volgen der decoratieve kunst van Renaissance naar Barok, waarbij de techniek tot een verbluffende hoogte werd opgevoerd. Jachtscènes, danspartijen, tuinfeesten e.d. vormen veelal de stof voor de onderwerpen die op het goudleerbehang werden uitgebeeld. Vooral hier is de invloed der Franse kunstenaars zeer groot geweest, in het bijzonder de ornamentiek van Jean Lepautre en later Daniël Marot, de schepper van de Hollandse Lodewijk XIV-stijl.

Behalve in de musea vindt men bespanningen met goudleder nog fragmentarisch in verschillende aanzienlijke behuizingen der 17de en 18de eeuw. Interieurs met goudleder geheel in de oorspronkelijke toestand zijn echter in Nederland zeer zeldzaam; het huis „De Rozijnkorf” te Dordrecht uit 1672 heeft zulk een interieur, evenals de regentenkamer van de St Pietershof te Hoorn. Het goudlederbehang was uiterst kostbaar maar ook practisch onvergankelijk. Het laatste schijnt in vele gevallen aanleiding te zijn geweest om deze bespanningen te verwijderen en te vervangen door gobelins of olieverfschilderingen.

j. j. VRIEND.

< >