of Gold Coast, Britse kroonkolonie op de kust van Opper-Guinea in West-Afrika, ligt ten N. van de Golf van Guinea, tussen 30 W.L. en 1° 15' O.L. v. Gr. en 50 30' en 11° N.Br., wordt in het W. door de Franse Ivoorkust, in het O., waar zij zich tot over de Slavenkust uitstrekt, door het vroegere Duitse Togoland, thans deels Brits, deels Frans mandaat, begrensd, is met het westelijk deel van Togo vergroot en telt op 203 700 km2 (1948) 4 095 276 inw., van wie 6773 niet in Afrika geboren en grotendeels Europeanen.
De kust is wegens de sterke branding moeilijk te naderen. Door het Z.O. deel, de landschappen Akwapin en Krabo (Krobo), loopt een bergketen, die zich ten O. van de Voltarivier in Togo voortzet en naar het N.W. een tak uitzendt naar Asjanti (Ashanti). Het naar het N. terrasvormig oprijzend land is achter de kust met dichte wouden (w.o. palmen, gummi- en zijdekatoenbomen) bedekt; daarop volgen savannen. Van de rivieren (Tanno, Ancobra, Prah en Volta) zijn slechts de Ancobra tot boven Alankoe en de Volta tot Kete Krachi (vandaar gaat een autoweg binnenwaarts) voor kleine schepen bevaarbaar; de monden zijn echter met riffen bezaaid en zo goed als ontoegankelijk.
Het klimaat is zeer heet (26-32 gr. C.), vochtig en voor Europeanen, vnl. aan de met lagunen bedekte kust, ongezond. In het gebergte is het klimaat koeler en gezonder.De bevolking bestaat uit talrijke negerstammen, die drie hoofdafdelingen vormen, nl. de Ahanta, tussen Ancobra en Prah, de Fanti, tussen Prah en en Volta, en de Asjanti in het binnenland. Zij worden ten dele, onder Engels toezicht, door de eigen hoofden bestuurd; vormen zelfs ook kleine republieken. Van de bevolking is ca 7 pct Christen, 5 pct Mohammedaan, de overigen zijn animisten.
Hoofdbron van bestaan was vroeger de handel in slaven en stofgoud. Dit laatste, waaraan de kust en de kolonie haar naam ontlenen, wordt nog steeds uitgevoerd. De export, groot £ 22 006 780 (1947), bestaat uit: cacao, goud, mangaanerts en hout. De invoer, groot £ 26 183973, omvat: katoenen goederen, oliën, machines benevens ijzeren staalwaren en tabak.
De scheepvaart wees in 1947 op 4 301 389 ton, waarvan 3017 629 onder Britse vlag. De haven van Takoradi, in gebruik genomen in Mrt 1928, is de enige haven tussen Sierra Leone en Nigeria, waar schepen met meer dan 30 voet diepgang kunnen binnenlopen. De voornaamste steden en handelsplaatsen zijn: Accra (1948 135456 inw.), Koemasi (70725 inw.), Sekondi/Takoradi (44 130 inw.) en Cape Coast (Castle) (23061 inw.), Koforidua (17 715 inw.), Tamale (17372 inw.), Winneba (15920 inw.), Obuassi (15883 inw.) en Keta met 11 373 inw. Er loopt een spoorweg van Takoradi naar Koemasi (of Coomassie) en Accra ter lengte van 587 km met zijtakken.
Het wegennet heeft een lengte van 12 800 km, waarvan 4230 km te allen tijde berijdbaar. Er bestaan kabelverbindingen met Londen en Kaapstad. Takoradi en Accra hebben stations voor draadloze telegrafie voor verbinding met de buitenwereld, terwijl locale stations de verschillende delen van de kolonie met elkaar verbinden.
In de kolonie, Ashanti, de Noordelijke Territoria en Togoland waren in 1948 21 gouvernementsen 613 gesubsidieerde scholen, waarvan 9 scholen voor voortgezet onderwijs, 17 kweekscholen en 1 school voor technisch onderwijs. Naast deze onderwijsinrichtingen waren er nog 2399 niet gesteunde scholen met 135 857 leerlingen, van wie 28 573 meisjes. Er zijn 33 ziekenhuizen in de kolonie.
De ontvangsten beliepen in 1947 -’48 £ 12265 589, de uitgaven £ 12 531 171; de openbare schuld bedroeg einde Mrt 1948 £ 8 410 000. De kolonie wordt bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door een uitvoerende en een wetgevende raad, bestaande uit 18 gekozen en 12 benoemde leden. Sedert 26 Mrt 1946 heeft de Goudkust een vertegenwoordiging met een meerderheid van inheemsen. Onder de Goudkust ressorteren Ashanti en de Noordelijke Territoria en het mandaatgebied Togoland.
De Goudkustkolonie is verdeeld in 3 provincies, nl. Western Province (hoofdstad Sekondi en bestaande uit 6 districten), Central Province (hoofdstad Cape Goast en bestaande uit 4 districten) en Eastern Province (hoofdstad Koforidua en bestaande uit 8 districten, w.o. Ho, of Togoland). Iedere provincie staat onder een Provincial Commissioner.
De zetel van het bestuur van de Goudkust is gevestigd te Accra, waar ook de Britse Westafrikaanse Raad zetelt.
Het achterland wordt gevormd door Ashanti of Asjanti (bestaande uit een westelijke en oostelijke provincie) en de Noordelijke Territoria (noordelijke en zuidelijke provincie). Ashanti en de Noordelijke Territoria worden ieder bestuurd door een Chief Commissioner, die resp. in Koemasi en Tamale zetelen. Zij hebben ook weer hun provincial, districten assistant-district-commissioners onder zich.
H. A. BOMER
Geschiedenis
De Goudkust werd in 1470 door de Portugees Santander ontdekt; in 1481 landde Diego d’Asambujo met 700 man bij het tegenwoordige Elmina en bouwde het fort St. George. Ook de Engelsen richtten hier verschillende stations op, die zij echter, met uitzondering van Cape Coast Castle, in 1667 aan de Nederlanders moesten afstaan. Na de vrede van Breda (1672) werd de Royal African Company in Engeland gesticht, die de forten Dixcove, Winneba, Accra en Cape Coast Castle deels opnieuw stichtte, deels versterkte.
Deze vereniging werd in 1821 opgeheven en de nederzetting tot een van Sierra Leone afhankelijke kroonkolonie verklaard. Terwijl de Fanti zich bij de Engelsen aansloten, stonden de Asjanti aan de zijde der Nederlanders. De Asjanti werden echter herhaaldelijk door de Engelsen verslagen, die in 1851 van de Denen Christiansborg, Augustenborg en Fredensborg, in 1871-1872 van de Nederlanders Sekondi, Tsjama, Elmina, Anamboe en Apagin verkregen, en in 1874 het gehele bezit aan de Goudkust tot de „Colony of the Gold Coast” vormden. Van Mrt-Juli 1900 slaagden de Engelsen er slechts met grote moeite in een opstand der Asjanti tegen gouverneur Sir Hodgson te Koemasi te onderdrukken.
Lit.: Gold Coast Handbook (London, jaarlijks); A. W. Cardinall, Bibliography of the Gold Coast (Acera 1932); M. J.
Sampson, G. C., men of affairs, past and present (London 1937); J. de Carbon Ferrière, La Gold Coast. Admin., finances, économie (937), P. Redmayne, The Gold Coast, Yesterday and To-day (London 1938); M.
Fortes, Ashanti Social Survey (London 1947); Martin Wight, The Gold Coast Legislative Council (1947); W. E. F. Ward, A History of the Gold Coast (London 1949); F.
M. Bourret, The Gold Coast: A Survey of the Gold Coast and British Togoland 1919-1946 (Oxford Univ. Press 1950).