Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Georges DUHAMEL

betekenis & definitie

Frans romanschrijver, criticus, essayist en dichter (Parijs 30 Juni 1884), zeer vruchtbaar auteur, is een der universeelste vertegenwoordigers van het Franse humanisme, vooral ook buiten Frankrijk gelezen en gewaardeerd, onvermoeid strijder voor de geestelijke waarden van de Westeuropese beschaving.

Vóór Wereldoorlog I voltooide hij zijn medische studie, debuteerde in de letteren met gedichten, enkele critische studies en een aantal toneelstukken, waardoor hij locale bekendheid verkreeg in de kring van de Mercure de France of die van het Théâtre du Vieux-Colombier. Zijn humanistische ideeën trachtte hij te verwerkelijken in de groep van de Abbaye. Als vrijwilliger in de oorlog gegaan maakte hij Verdun mee, waar hij meer dan duizend operaties verrichtte en werd toen plotseling wereldberoemd door zijn Vie des Martyrs igiq-igi6 (1917), waarin hij met aangrijpende soberheid het lijden van zijn gewonden schildert, maar wier lot hij nog met milde humor weet te louteren en levensaanvaardbaar tracht te maken.

Sarcastischer is zijn Civilisation igiq-igij (igi8), onder het pseudoniem Denis Thévenin, waarvoor hij de Goncourt-prijs kreeg; filosofisch-beschouwend zijn Possession du Monde (1919) en Entretiens dans le Tumulte (1919).

Als romanschrijver werd hij tussen de beide wereldoorlogen vooral bekend als schepper van de Salavin-figuur, de simpele doorsneemens van goede wil, maar wiens wil vaak te zwak is om zijn strevingen te realiseren. Verder schreef hij de Pasquier-serie, waarin hij vooral auto-biografische bijzonderheden geeft. Na 10 dln is de serie nog onvoltooid.

Om de geestelijke waarden van eigen land en volk beter te appreciëren, ondernam Duhamel tal van reizen: naar Rusland, Le Voyage de Moscou (1927) door de feiten achterhaald; naar Tunis, Le Prince de Jaffar (1924); naar Amerika, Scènes de la vie future (1930), scherp, bijna onbillijk critisch, herhaaldelijk naar Nederland, waar hij vele vrienden telt en waaraan hij zijn Suite hollandaise (1925) wijdde, later verenigd met indrukken uit Finland en Griekenland tot Géographie Cordiale de VEurope (1931). In vele bundels essays heeft Duhamel getracht de cultuur tegen de omringende gevaren te verdedigen, bijv. in L’Humaniste et l’Automate (1933). Het spreekt vanzelf, dat Duhamel het fascisme moest verstaan als een aanslag op de humanistische cultuur van West-Europa,hij is dan ook tijdens de bezetting een der geestelijke leiders van het verzet geworden en heeft getracht na 1945 van de beschaving te redden, wat er te redden viel, getuige zijn Tribulations de l’Espérance (1947) .Ten slotte zij vermeld dat hij gevoelige en speelse bladzijden heeft geschreven over zijn eigen kinderen, Les Plaisirs et les Jeux, Mémoires du Cuip et du Tioup (1922) en dat hij voor andere grote kinderen schreef Les Jumeaux de Vallangoujard (1931), waarin hij nog eens, nu op luchtiger wijze, het Américanisme hekelt. Thans aan zijn souvenirs bezig: Le Temps de la Recherche (1948).

DR R. WIARDA

Bibl.: Poëzie : Des Légendes, des Batailles (1907) ; L’Homme en tête (1909); Notes sur la technique poétique (met Ch. Vildrac) (1910) ; Compagnons (1912) ; Elégies (1920). Toneel: La Lumière ( 1911) ; Dans l’Ombre des Statues (1912); Le Combat (1913). Critiek: Propos Critiques (1912); Paul Claudel (1913); Essai sur le Roman (1925): Essai sur une Renaissance dramatique (1928). Romans: La Pierre d’Horeb (1926) ; La Nuit d’Orage (1928) ; de Salavin-serie, omvattend: Confession de Minuit (1920); Nouvelle Rencontre de Salavin (1921), een fragment uit Les Hommes abandonnés; Deux Hommes (1924); Le Journal de Salavin (1927); Le Club des Lyonnais (1929); Tel qu’en lui-même.... (1932), waarbij aansluitend de essays Vie et Mort d’un Héros de Roman (i937/ en Semailles au Vent (1947); de Pasquier-serie: Le Notaire du Havre (1933); Le Jardin des Bêtes sauvages (1934) ; Vue de la Terre Promise (1934); La Nuit de Saint-Jean (1935); Le Désert de Bièvres ( 1937) î Les Maîtres (1937); Cécile parmi nous (1938); Le Combat entre les Ombres (1939) ; Suzanne et les JeunesHommes (1945) ; La Passion de Joseph Pasquier (1945). Essays: Lettres au Patagon (1926); Querelles de Famille (1932); Remarques sur les Mémoires imaginaires (1934); Discours aux Nuages (1934); Deux Patrons (1937); Inventaire de l’abîme 1884-1910 (1944); Chroniques 1941-1946 (i947)-

Lit.: C. Santelli, G. D. (Paris 1927, 2de dr. 1948); A. Thérive, G. D. ou l’Intelligence du Cœur (Paris 1925) ; A. Ouy, G.

D., L’Homme et l’Œuvre (Paris 1927, herdr. 1935); A. Antoine c.s., G. D. (Paris 1927); Cl. Aveline, Les Ouvrages de G. D. (Paris 1925); L. Wehrli, Welt, Mensch u.

Stil in Werke G. D.’s, diss. Zürich (1937) ; J. Préveire, G. D. (Liège 1938) ; P. H.

Simon, G. D. ou le bourgeois sauvé (1946).

< >