Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Humanisme

betekenis & definitie

Als historisch verschijnsel spreekt men in de eerste plaats van het humanisme der Renaissance (Petrarca, zijn leerling Boccaccio, Marsilio Ficino, Pico della Mirandola, Giordano Bruno, in Nederland Erasmus). Een aantal geleerden, denkers en schrijvers keren zich af van de autoriteit der scholastieke traditie, om in de antieke beschaving inspiratie te zoeken zowel voor hun levenshouding — die soms met kerkelijk geloof samengaat, als bij Petrarca — als voor hun kunst van schrijven (Cicero als voorbeeld).

Ook behoort het tot dit humanisme, dat het onderzoek van de natuur onafhankelijk van overgeleverde opvattingen wordt ondernomen. De typering humanisme is het eerst gegeven door G. Voigt in zijn: Die Wiederbelebung des classischen Alterthums oder das erste Jahrhundert des Humanismus (1859). O.a. Erasmus in Nederland, Thomas Morus in Engeland, Reuchlin in Duitsland behoren tot deze geestesstroming, die in Italië het sterkst heeft gebloeid. Erasmus’ humanisme beoogde een synthese van Katholicisme en Protestantisme.

Met hem verwant zijn Coornhert, Hugo de Groot en vele Nederlandse philologen. De Stoïsche filosofie oefende op hen grote invloed uit.Een voortzetting van het humanisme der Renaissance is de filosofie der Verlichting in de 18de eeuw, die door haar rationalisme en prediking der tolerantie de vrije geest naast en tegenover de kerkelijke gebondenheid vertegenwoordigt (vrijmetselarij).

Met de Duitse romantiek komt het zgn. neohumanisme op, dat door de Griekse idealen van schoonheid en harmonische levenskunst is bezield (Herder, Winckelmann, Goethe, Schiller, Wilhelm von Humboldt).

In de 19de eeuw maakt de humanistische geest zich meer en meer los van de humaniora en stelt zich tot taak de mens en de mensheid als grondslag en doel van alle geestelijk streven in wetenschap, kunst en religie te begrijpen. Kant’s Die Religion innerhalb der Grenzen der bloszen Vernunft (1793) is een „humanisering” der religie doordat deze haar aanspraak van kennis van het transcendente te zijn prijsgeeft en komt samen te vallen met „de opvatting van onze plichten als goddelijke geboden”. De „religion de l’humanité” van Auguste Comte leert de verering van het „grote wezen”, d.i. de mensheid. Ze ontleent vele symbolen aan het Katholicisme, maar geeft er een humanistische zin aan. Een sterke steun ook heeft het humanisme gekregen door de ontwikkeling der historische en psychologische wetenschappen sedert het begin der 19de eeuw. De school van Hegel heeft door haar linkervleugel (D.

F. Strausz, L. Feuerbach, K. Marx) veel bijgedragen tot historische en psychologische critiek op de leer van de bovennatuurlijke oorsprong van het Christendom en der religie in het algemeen. Feuerbach’s leer, dat de mens in de religie aan zijn eigen idealen transcendente werkelijkheid verleent, is voortgezet en verfijnd door Nietzsche en Freud. De historische wetenschappen, die met sociologische en psychologische middelen de geestelijke voortbrengselen der beschaving onderzoeken, steunen de humanistische levensopvatting. Daarnevens en gedeeltelijk onder invloed van deze arbeid heeft zich ook in het Christendom een humanistische stroming ontwikkeld, die vooral in een vrijzinnig godsdienstig leven van kerkelijk of onkerkelijk stempel zich krachtig betoont.

In verschillende landen zijn tegenwoordig organisaties van humanisten, die men als een beweging van onkerkelijk denkenden moet karakteriseren. Dit neemt niet weg, dat er aanrakingen zijn met vrijzinnig-kerkelijken. Zo bijv. in de V.S., waar het religieus humanisme, dat het in 1933 gepubliceerde The Humanist Manifesto tot grondslag heeft, door Unitarische predikanten wordt geleid. In Engeland bestaat de „Rationalist Press Association” (opgericht 1899). In Nederland werd in 1946 het Humanistisch Verbond opgericht (voorzitter dr J. P. van Praag), welks ledental tot ruim zesduizend is gestegen.

Dit verbond laat in zijn beginselverklaring het vraagstuk van het bestaan van een persoonlijke God onbeslist en grondt zich positief op het bewustzijn van menselijke willekeur te boven gaande waarden. Het legt nadruk op de sociale verantwoordelijkheid van de humanist. In dit alles vertoont het opmerkelijke gelijkenis met het bovengenoemde manifest der Amerikaanse organisatie, dat humanistisch-religieuze gezindheid als „gemeenschappelijk zoeken naar het juiste leven” omschrijft en nadruk legt op sociale gerechtigheid en sociale hervormingen. De Nederlandse beweging houdt contact met VrijzinnigProtestanten. Anderzijds ontbreken in haar niet atheïstische elementen. Ze tracht voor sociaal werk in humanistische geest erkenning bij de overheid te vinden.

PROF. DR H. J. POS

Lit.: G. Voigt, Die Wiederbelebung des classischen Alterthums oder das erste Jahrhundert des Humanismus (1859, 3de dr. herz, door M. Lehnert, 2 dln, 1893); H. Baron, Das Erwachen des historischen Denkens im Humanismus des Quattrocento (Historische Zeitschr., CXLVII); E. Gassirer, Die Philosophie der Aufklärung (1932); W. Ruëgg, Cicero und der Humanismus (1946); E.

Gilson, Humanisme médiéval et Renaissance (1932); H. Bremond, Autour de l’humanisme d’Erasme ä Pascal (1937); F. Robert, L’humanisme, essai de définition (1946); Pour un nouvel humanisme, Rencontres internationales de Genève (1949); G. Gentile, La concezione umanistica del mondo (1931); C. Lamond, Humanism as a Philosophy (New York 1948); J. Lindeboom, Het Bijbels Humanisme in Nederland (1913); J.

Havelaar, Humanisme (1920); J. Huizinga, Het probleem der Renaissance (Tien Studiën, 1926); Enquête naar de houdbaarheid van het humanisme voor de toekomst (in: De Stem, 1933); E Smedes, Wanneer werd de term humanisme geboren? en: Onderzoek naar de ouderdom van de term en de inhoud van de begrippen humanisme (in: Weekblad voor Gymn. en M.O., Mrt i939)> T. J. G. Gerritsen, De toekomst van het humanisme (i945)i H. R.

Hoe tink, Humanisme en Socialisme (1946); J. P. van Praag, Levend Humanisme (1946); Idem, Modern humanisme een renaissance? (1947); A. J. M. Feber, Mens en Humanisme (1947); O. Degrijse, Christelijk humanisme, 2 dln (19481949) > L. van der Wal, Humanistische waardefundering (in: De Nieuwe Stem, Apr. 1950); maandbladen: The Humanist (Cincinnati); The Literary Guide and Rationalist Review (London); Mens en Wereld, uitgeg. door het Humanistisch Verbond (sinds 1946).

Voorts nog E. Garin, Der italienische Humanismus 1947), Idem, La Filosofia (2 dln), in: Storia dei Generi Letterari Italiani (1947); Gius. Saitta, II Pensiero italiano nell’ Umanesimo e nel Rinascimento, dl I L’Umanesimo (1949).

< >