Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GENESIS

betekenis & definitie

de Griekse benaming van het eerste Bijbelboek (het eerste van de Pentateuch of,,eerste boek van Mozes”) betekent „oorsprong” of „wording”, omdat het met de schepping der wereld begint. De Joden noemen het naar de aanhef: Beresjit, d.w.z. „in den beginne” (Gen. i : i).

Het boek bevat de geschiedenis der voorvaderen der mensheid en van het volk Israël, van de wereldschepping af tot aan de dood van Jozef toe: in hoofdst. i-i i die van Adam en zijn nakomelingen, en in hoofdst. 12-50 die van de aartsvaders Abraham, Izaak, Jacob en diens twaalf zonen. De draad, die door het verhaal loopt, is onmiskenbaar: telkens schijnt de hoop op voortzetting en vooruitgang afgebroken te zijn (door Adam’s val, Kaïn’s moord, de uitroeiing der mensen door de zondvloed en hun verstrooiing na de torenbouw, door Abraham’s kinderloosheid, Jakob’s vlucht, Jozef’s gevangenschap); maar telkens opnieuw houdt God op wonderbare wijze zijn gelofte in stand. De vraag naar het auteurschap hangt samen met die van de gehele Pentateuch. De traditie, die ook hier aan Mozes (de grote leider en bevrijder, die van het tweede boek Exodus af de hoofdpersoon is) het auteurschap toeschrijft, is niet ouder dan het begin van onze jaartelling.

Bovendien doen vermeldingen als in Gen. 12 : 6; 13 : 7; 14 : 14; 36 : 31; 40 : 15 aan een latere periode denken dan de Mozaïsche. Ook is er (vooral op grond van bepaalde herhalingen of doubletten) aanleiding om aan de eenheid van het verhaal te twijfelen. Weliswaar is men van de stelselmatige toepassing der „bronnensplitsing” (waarbij men aan drie of vier verschillende auteurs wilde denken, wier werken door een „redactor” zouden zijn saamgevoegd) ook in de kringen der critische onderzoekers teruggekomen. De oudste verhalen bestonden blijkbaar uit kleine zelfstandige delen, los aaneengeregen en aanvankelijk mondeling overgeleverd.

Deze onderdelen werden daarna op schrift gesteld, gerangschikt en bewerkt. Van de verschillende bewerkingen, waarvan men de bijzonderheden nog kan gissen, is het belangrijkst de laatste: in de geest der grote profeten van Israël en met bewuste afkeer van oudere mythische vormen. De onvergankelijke betekenis van deze verhalen, waarvan sommige ook in zuiver aesthetisch opzicht tot de beste specimina der wereldliteratuur behoren, is niet gelegen op natuurkundig of historisch, maar op godsdienstig-zedelijk terrein. Wat zonde is, kan men uit het paradijsverhaal leren: wat geloof is, uit de verhalen over de aartsvader Abraham; wat kinderlijke vroomheid is, gelouterd ondanks alle zwakheden, die niet worden verbloemd, kan men leren uit de verhalen over Jakob en Jozef.

Vooral in het verhaal over Jozef en zijn broeders in Egypte zijn de verhaaltrant en -kunst ongeëvenaard in de Oosterse oudheid. Deze verhalen bevatten meer dan historie. Daarom verouderen zij niet, maar trotseren zij de eeuwen in eeuwige schoonheid en waarheid.PROF. DR F. M. TH.

DE LIAGRE BÖHL

Aangaande het boek Genesis zijn de Katholieke scholen volgens de uitspraak der Bijbelcommissie (27 Juni 1906) gehouden (evenwel niet als een punt van goddelijk geloof), de substantiële Mozaïsche authenticiteit te onderwijzen. Bovendien ontkent de Katholieke exegese de aanwezigheid van formeel-mythische elementen in dit boek. Zij beantwoordt de moeilijkheden van de tekst vooral met een beroep op de literaire genres, die in het oude Oosten in gebruik geweest zijn.

PROF. DR J. COPPENS

Lit.: Protestants: F. M. Th. Böhl, in: Teksten Uitleg (Groningen, I, 2de dr., 1930; II, 1925); G.

Ch. Aalders, in: Korte Verklaring der Heilige Schrift (3 dln, Kampen 1933-36); G. v. Rad, in: Neues Göttinger Bibelwerk, I (1949); voor letterkundig onderzoek: H. Gun kei, in: Göttinger Handkommentar (4de ed., 1917); O.

Procksch, in: Kommentar zum Alten Test. (3de ed., 1924); E. König (1919); in het Engels: J. Skinner, in: The International Critical Commentary (2de ed., 1930); in het Frans: J. Chaine (Paris 1948).

Katholiek: P. Heinisch (Bonn 1930); Idem, Probleme der biblischen Urgeschichte (Luzem 1948). Joods: B. Jacob, Das erste Buch der Thora (1934); U.

Cassuto, The documentary hypothesis (Jeruzalem 1941).