geneesheer van Napoleon I op St Helena (Morsiglia, Corsica 1789 - Santiagode, Cuba 3 Apr. 1838). In 1819 werd hij door den kardinaal Fesch, in naam van Napoleons moeder, overgehaald, om zich naar St Helena te begeven en er geneeskundige hulp aan den keizer te verschaffen, hoewel hij hoogstwaarschijnlijk geen gediplomeerd arts was en nooit de praktijk had uitgeoefend.
Hij kwam op 18 Sept. 1819 op St Helena aan; de keizer ontving hem op 18 Sept. met onverbloemd wantrouwen, vnl. omdat hij zijn bevoegdheid in twijfel trok. Dit verminderde wel wat, toen hij Napoleon een leefregel voorschreef, waarbij deze zich wel bevond, maar verdween nooit geheel. Na diens dood (5 Mei 1821) ging hij naar Londen, van daar naar Parijs en vervolgens naar Parma. Hij wilde Maria Louise mededelen, dat Napoleon hem een lijfrente van 6000 francs had vermaakt en hem had opgedragen, haar te verzoeken, hem tot haar lijfarts te benoemen. Maria Louise ontving hem echter niet; hij kon de uitkering van 100 000 francs, die Napoleon hem, volgens zijn beweren, per ongetekend codicil had vermaakt, niet uitbetaald krijgen en moest zich ten slotte met een lijfrente van 3000 francs tevreden stellen. In 1825 gaf hij uit: Mémoires du docteur A. ou les derniers moments de Napoléon, 2 vol., Paris, dat veel opgang maakte.
In 1831, tijdens de Poolse opstand, werd hij tot hoofdchirurg aan het Officiers-ziekenhuis en tot generaal-inspecteur der militaire hospitalen te Warschau benoemd. Hij nam echter weldra ontslag en ging naar Parijs terug. Hier beproefde hij in 1833 met de verkoop van afgietsels van het gelaat van Napoleon, waarvan hij de vorm op het lijk zou hebben gemaakt, geld te verdienen. Dit mislukte, waarna hij einde 1834 naar New Orleans vertrok, waar hij zich als homoeopaath vestigde. Vervolgens ging hij naar Cuba, waar hij zich voor „oogarts” uitgaf en de eerste cataractoperatie uitvoerde. Dit deed hem zeer in aanzien stijgen. Op 3 Apr. 1838 overleed hij aan de gele koorts.Lit.: O. Aubry, Sainte-Hélène, 2 vol. (Paris 1935); F. Masson, Napoléon à Sainte-Hélène (Paris 1910); Lord Roseberry, Napoleon, the last Phase (London 1900); A. Aletrino, Napoleons laatste levensjaren (Amsterdam z.j.).