(Latijn: verkleinwoord van Codex) is eigenlijk een klein, met was overtrokken houten tafeltje, waarvan de Romeinen zich tot schrijven bedienden. In het recht kreeg het sedert de tijd van keizer Augustus de betekenis van een uiterste wilsbeschikking van eenvoudiger en minder vormelijke aard dan het testament.
Ze konden samenhangen met een eerder of later gemaakt testament of geheel los daarvan bestaan.Fideicommissen konden in alle soorten codicilli worden gemaakt, maar alleen die welke door een testament bekrachtigd waren (testamento confirmati) konden geldige legaten bevatten en een geldige erfstelling of onterving kon men met een codicil niet bereiken. In vele vooral na-Romeinse testamenten nam de erflater op de zgn. codicillaire clausule (Vgl. Dig. 2g.7.i) inhoudende dat hij verlangde dat het als codicil zou gelden voor het geval het als testament ongeldig zou zijn. In Nederland verdween elk practisch verschil tussen codicillen en testamenten in de 17de eeuw en in het Ned.
B.W. is het geheel opgeheven. Soms geeft men de naam codicil aan het onderhands stuk, door de erflater geheel geschreven, gedagtekend en ondertekend, zonder verdere formaliteiten opgemaakt, waarin volgens art. 982 B.W. enkele door de wet genoemde beschikkingen na dode kunnen worden gemaakt nl. aanstelling van executeuren, bestelling der begrafenis of crematie, making van legaten van kleding, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden en bijzondere meubelen.
PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: J. G. van Oven, Leerb. v. Rom. Privaatr. (2de dr. 1946), blz. 533; Jörs-Kunkel, Röm.
Recht (1935), blz. 326 v.