ook wel Geselbroeders of Geselaars genoemd. Gedreven door de druk der tijden en vooral bevorderd door de vele boetepreken en eschatologische verwachtingen, ontstond ca 1260 te Perugia een broederschap, die door openbare boete en zelfkastijding Gods barmhartigheid wilde afsmeken.
Deze beweging, die aanvankelijk goed bedoeld was, verbreidde zich spoedig over Italië en Duitsland. De hogere geestelijkheid echter werkte haar tegen en in het begin van de 14de eeuw was ze practisch verdwenen. Toen echter in 1348 Europa zwaar geteisterd werd door de pest (Zwarte Dood), laaide de beweging opnieuw op en groeide tot fanatisme. Vooral in Italië, Hongarije en Duitsland vond ze zeer veel aanhangers. Onder het zingen van liederen trokken de Flagellanten van stad tot stad; zij geselden zich tot bloedens toe, verwierpen de hiërarchie en vervolgden de Joden, aan wie de schuld van de rampen werd toegeschreven. Nu trad Clemens VI tegen hen op en het mocht hem gelukken in bovengenoemde streken de beweging te matigen, alhoewel hij ze niet geheel kon uitroeien; ca 1400 worden nog Geselaars vermeld te Maastricht. In verschillende andere streken, vooral in Duitsland, bleven ze voortbestaan, totdat ze in de tweede helft van de 15de eeuw door de Inquisitie werden onderdrukt. EADM. WINKELS O. CARM.
Lit.: W. M. Cooper, Flagellation and the Flagellants (1896); J. de Jong, Kerkgesch. II (19474)> 361.