Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FACTORIJ

betekenis & definitie

noemt men een stapelplaats of magazijn van koopwaren, door Europese kooplieden gesticht in een vreemd werelddeel, waar de rechtszekerheid veel te wensen overlaat. Daarom gelijken zij doorgaans tevens op forten, waar niet alleen de goederen, maar ook de agenten en verdere ambtenaren in veiligheid zijn tegen aanvallen van buiten.

Reeds in de 13de, 14de en 15de eeuw bezat de Hanze zodanige inrichtingen in de landen van de Noord- en Oostzee. Eigenlijke factorijen zijn echter vooral in Azië, Afrika en Amerika door bevoorrechte handelmaatschappijen gesticht en zij ontwikkelen zich vaak tot bloeiende koloniën. De factorijen te Suratte (1612) en te Madras (1640) waren de kiemen van het Brits-Indische Rijk, gelijk die te Bantam en Jakatra van het Nederlands-Indische. In China werd de ruilhandel tussen de inboorlingen en vreemde koopvaarders tot aan 1842 uitsluitend door de grote Europese factorijen te Canton, in Japan sedert 1609 uitsluitend door de Nederlandse factorij (later op Decima) gedreven. Verder hadden de Nederlanders eertijds eeuwenoude factorijen op de Westkust van Afrika. De Britse Hudsonbaai Compagnie zorgde op haar uitgestrekt gebied voor haar handel en haar gezag door middel van factors (chief factors), heerschappij voerend in de forten. Intussen geven de Engelsen sedert het einde van de 18de eeuw de naam factorijen (factories) aan grote nijverheidsinrichtingen, waar het beginsel van de verdeling van de arbeid in toepassing gebracht wordt.In latere tijd noemde men in Oost-Indië factorij: (het kantoor van) de Nederlandsche Handel-Mij, N.V.

< >