(1) of Kanton (Chinees Kwangchow fu of Kwang-tsjou-foe; ook Fan-ju, d.i. de bestuursnaam), hoofdstad van de Chinese kustprovincie Kwangtoeng, ligt op 23°8' N.Br. en H3°i7' O.L. v.Gr. aan de linkeroever van de Parel- of Cantonrivier (de monding van de oostelijke tak van de uit het N. komende Pekiang), die zich voor de stad in twee armen splitst en enige eilanden (o.a. Honan- of Honam-eiland) vormt om vervolgens, na vereniging met de uit het O. komende Toenkiang, door de Bocca Tigris in de Cantonstraat uit te monden.
Verschillende delta-armen geven ook verbinding met de uit het W. komende Si-kiang of Westrivier, welke haar hoofdmonding ten W. van het eiland Macao heeft. Aan de noordzijde van de stad liggen de tot 383 m hoge Witte Wolkenbergen. De thermometer stijgt in het voorjaar tot 35,5 gr. C. en daalt in de winter tot 4,5 gr.
C.; sneeuw komt er zelden voor. De stad bestaat uit de aan de rivierzijde gelegen nieuwe stad en daarachter de van deze gescheiden en 5/6 van de gehele oppervlakte beslaande, oude Tatarenstad. De muren en grachten, welke deze twee delen scheiden, zijn nu door brede wegen vervangen. In de oude stad liggen o.a. het paleis van de gouverneur-generaal, het Confuciuscollege, de keizerlijke tempel, de pagode, tientallen andere tempels, een moskee, verschillende Boeddhistische kloosters, de (in 1889 opgerichte) munt, de Frans-Katholieke kerk, de in 1930 gestichte Soen-yat-sen-universiteit, de krijgsschool en de marineschool.
Nieuw-Canton, met zijn nauwe straten en lage huizen, is de eigenlijke handelsstad. Op de vlakke, door talrijke kanalen doorsneden oever woont, gedeeltelijk in paalwoningen, gedeeltelijk op de tot bijna midden in de rivier gelegen boten van de „Waterstad”, eveneens een talrijke bevolking. De vreemdelingenkolonie bevindt zich op het eiland Sjamien, dat vroeger een slijkbank was, doch van 1859-1861 van regeringswege bewoonbaar gemaakt werd. De Engelsen verkregen 4/5, de Fransen 1/5 deel er van.
In de eerste hebben zich ook andere Europeanen en Amerikanen gevestigd. De Duitsers, die er in 1914 werden verdreven, hebben zich later in de oostelijke voorstad Tungtsjao neergezet. Aan de rechteroever van de rivier, tegenover Canton, en daarmede sedert 1933 door een stalen brug verbonden, liggen op het eiland Honan de huizen en hutten van het gelijknamige stadsdeel. De bevolking van de stad bedroeg (1939) 861024 inw.
Meer dan 100000 mensen (meest Tankin) wonen op de tienduizenden boten en vlotten op de stroom. (Voor het gehele stadsgebied wordt ook wel een bevolking van 1,5 mill. inw. opgegeven).Canton geniet grote vermaardheid door het weven en borduren van zijde, door het vervaardigen van passementwerk en snoeren, door de ververijen, glasblazerijen, glas- en steenslijperijen, lakwaren- en papierfabrieken, hout- en ivoorsnijderijen en meubelfabrieken. In de omgeving houdt de bevolking van gehele dorpen zich bezig met de zijde-, metaal- en porseleinindustrie; in de tijd van de suikeroogst werkt een deel van de bevolking in de suikermolens. De Europese invloed op de zuiver Chinese industrie is nog gering. Toch zijn er al vrij wat moderne bedrijven op het gebied van de textielindustrie (katoenspinnerij en -weverij) gevestigd.
De arbeidstoestanden zijn daar echter slecht. De handel van Ganton, die vóór de Opiumoorlog (1841) en de opening van andere havens het gehele verkeer van China met het W. tot stand bracht, was voor het uitbreken van Wereldoorlog II voor een groot deel in Engelse handen; momenteel wordt de handel door de verwarde toestand ernstig belemmerd. Voor de Chinees-Japanse oorlog was Canton de op vier na voornaamste invoerhaven; gedurende het eerste halfjaar van 1946 ging 2,5 pct van de invoer via deze haven en trok de stad 15 pct van het Chinese scheepvaartverkeer tot zich. De voornaamste invoerartikelen zijn: katoenen garens en stoffen, wollen stoffen, metalen, petroleum, steenkolen, rijst, suiker en aardnoten; uitgevoerd worden: ruwe zijde en zijden stoffen, matten, cassia, porselein, veren, suiker, tabak en thee.
De handel van Canton ondervindt in hoge mate de invloed van het voor de Cantonstraat liggende Hongkong, waar het zwaartepunt van de buitenlandse handel is gevestigd. De eigenlijke zeehaven van Canton is het 50 km beneden deze stad gelegen Whampoa, daar enigszins grotere schepen de stad niet meer kunnen bereiken. In Whampoa bevinden zich ook een douanekantoor, militaire en marine-inrichtingen. Canton is door een spoorweg met Hankow (of Hankeoe) aan de Yangtsekiang verbonden; eveneens geeft een spoorlijn verbinding met Kaoloen tegenover Hongkong.
Voor de provincie Kwangtoeng en de stad Canton en omgeving zijn thans plannen opgesteld voor herstel en verdere ontwikkeling, H. A. BOMER
(2) hoofdpl. van Stark County, Ohio (V.S.), a.d. Pennsylvania, Wheeling and Lake Erie, en de Baltimore and Ohio Railroad, 95 km ten Z.O. van Cleveland, ligt in een vruchtbaar landbouwgebied. Als industriestad is Canton eveneens belangrijk, mede als gevolg van de aanwezigheid van rijke steenkoollagen in de onmiddellijke omgeving. De nijverheid richt zich in hoofdzaak op de productie van landbouwmachines.
Bevolking (1940) 100899 (Groot-Canton 112986).