Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Ernst Theodor Wilhelm HOFFMANN

betekenis & definitie

Duits schrijver, tevens voortreffelijk musicus en verdienstelijk tekenaar (Koningsbergen 24 Jan. 1776 - Berlijn 25 Juni 1822). Zijn laatste voornaam veranderde hij later in Amadeus uit verering voor Mozart; als musicus noemt hij zich dus Ernst Theodor Amadeus Hoffmann, als schrijver steeds E.T.A.

Hoffmann. Hij studeerde in de rechten en ving in 1796 zijn ambtelijke loopbaan aan in Glogau. In deze tijd begon hij romans te schrijven, waarvan echter evenmin iets over is als van zijn eerste composities. Enige onbescheiden caricaturen hadden in 1802 zijn „verbanning” van Posen naar Plock in Polen ten gevolge. Van Plock werd hij naar Warschau verplaatst, waar hij zich vnl. op muzikaal gebied bewoog (muziek bij de drama’s van Brentano, Werner en Calderón), doch toen in 1806 de Fransen Warschau bezetten, verloor hij zijn betrekking. Sedert leed hij grote ontberingen tot hij in 1808 de betrekking van kapelmeester te Bamberg aanvaardde, terwijl hij tevens lessen gaf en critieken schreef.

In 1809 verscheen in de Allgemeine Musikalische Zeitung het eerste der werken, waarop zijn roem berust: Ritter Gluck. Na een korte werkzaamheid bij een in Leipzig en Dresden optredend operagezelschap werd hij in 1814 te Berlijn als „Kammergerichtsrat” in zijn ambtelijke werkkring hersteld. Te Berlijn sloot hij vriendschap met Fouqué, die hem weder met Tieck en Chamisso in kennis bracht en vooral met de beroemde toneelspeler Devrient.Hoffmann heeft met een buitengewoon verhalend talent een groot aantal vertellingen en sprookjes geschreven, die merendeels als Phantasiestücke (1815-1814), Nachtstücke (1817) en onder de titel Die Serapionsbrüder verzameld zijn. Zij onderscheiden zich door een harmonische versmelting van het werkelijke, waarvoor Hoffmann een zeer fijne blik heeft, en het wonderbare, dat bij hem zowel liefelijk als schrikwekkend kan zijn, maar altijd voor zijn verbeelding even reëel is als het dagelijkse leven. Zijn figuren leiden soms een dubbel bestaan en spelen in het rijk der fantasie een geheel andere rol dan in het dagelijks leven; zo was Hoffmann zelf ook rechterlijk ambtenaar en tegelijk een korting in het rijk der verbeelding en der muziek. In Hoffmann’s novellen treden dubbelgangers op, een ongelukkige heeft zijn spiegelbeeld verloren, een waanzinnige houdt zich voor de componist Gluck en speelt zijn werken van onbeschreven muziekbladen. Van Hoffmann’s werken moeten in het bijzonder genoemd worden: het sprookje Der goldne Topf (dat de strijd tussen het nuchtere dagelijkse leven en de wereld der poëzie schildert), Das Majorat, het geestige Klein Zaches, het sprookje Nussknacker und Mausekönig en de grotere vertellingen Prinzessin Brambilla, Doge und Dogaresse, Das Fräulein von Scudéry en Meister Floh. Bovendien schreef hij nog de voortreffelijke, zeer fantastische roman Elixiere des Teufels (1815/1816) en zijn onvoltooid meesterwerk Kater Murr (1820/1821), een dubbele uiterst ingewikkelde roman, die ongeëvenaarde stemmingen en schilderingen geeft. In Duitsland is de invloed van Hoffmann, die ook bij zijn leven zeer gewaardeerd werd, vooral in de laatste tijd merkbaar; daarbuiten is hij vooral sterk geweest bij Balzac.

Baudelaire vertaalde zijn werk in het Frans. Ook op de Amerikaanse schrijver E. A. Poe heeft Hoffmann invloed uitgeoefend. Van zijn muziek moeten vooral de opera Undine (naar Fouqué; 1816) en verschillende missen en kerkliederen genoemd worden (Hoffmann was nochtans niet Katholiek). Zijn geestige conversatie wordt zeer geroemd; voor zijn vijanden was zijn spot echter vernietigend.

Uitg.: Ges. Werke hrsg. v. G. Ellinger (15 dln, 1912, 2de dr. m. bibl. en register 1927); de hist.-crit. uitg. door K. G. von Maassen, verschenen zijn dl 1-4,6-10 (1908-1928); Briefwechsel, hrsg. von H. von Müller (2 dln, 1912); Tagebücher und Entwürfe, I hrsg. v. H. von Müller (1915).

Lit.: G. Ellinger, E. T. A. H., Sein Leben und seine Werke (1894); W. Har ich, H. das Leben eines Künstlers (2 dln, 1920); K.

Ochsner, H. als Dichter des Unbewussten (Zürich 1936); W. Bergengrün, H. (1940); J. F. A. Ricci, E. Th.

A. H. l’homme et l’œuvre (Paris 1947); P. Greeff, H. als Musiker (1948); J. A. N. Knuttel, Multatuli en Hoffmann in De Gids 1934 III, blz. 85; H.

W. Hewet-Thayer, H., Author of the Tales (Princeton Univ. Press 1948); G. Salomon, E. T. A.

H.-Bibl. (2de dr., 1927); S. Braak, Introd. à une étude sur l’influence de H. en France in Neophilologus dl 23 (1938); J. Mistler, Vie de H. (1927).

< >