(z ook Amedeo) is een naam, die men in het vorstelijke Huis van Savoye herhaaldelijk aantreft. De belangrijkste dragers van die naam waren:
Amadeus V de Grote
(Le Bourget 4 Sept. 1249 - Avignon 16 Oct. 1323), regeerde van 1285-1323. Tweede zoon van graaf Thomas II, was hij een man, die het aanzien en het grondgebied van zijn Huis aanmerkelijk vergrootte en tot de dapperste en schranderste vorsten van zijn tijd behoorde. Door zijn zwager, keizer Hendrik VII, werd hij in 1310 tot rijksvorst verheven.
Amadeus VII de Rode
graaf van Savoye (Chambéry 24 Febr. 1360 - Ripaille 1 Nov. 1391), regeerde van 1383-1391, vocht in 1383 in Vlaanderen, in vereniging met Karel VI van Frankrijk, tegen de Engelsen en droeg tot het ontzet van leper bij. Doordat hij in 1388 de stad en het graafschap Nizza verwierf, strekte zijn gebied zich uit tot aan de zee.
Amadeus VIII
de Vreedzame (Chambéry 4 Sept. 1383-Genève 7 Jan. 1451), graaf van Savoye (1 Nov. 1391 - 8 Oct. 1434), was een zoon van den voorgaande, zag op 19 Febr. 1416 zijn gebied door keizer Sigismund tot een hertogdom verheven en erfde in 1418 Piemont. Op 8 Oct. 1434 deed hij afstand van de regering ten behoeve van zijn zoon Lodewijk en trok zich terug in een door hem gesticht klooster aan het meer van Genève bij het kasteel Ripaille (Thonon) gelegen. In 1439 werd hij door het Concilie te Bazel tot paus (Felix V) gekozen in plaats van Eugenius IV, die was afgezet. Daar hij niet algemeen werd erkend, legde hij in 1449 zijn waardigheid neder. Door zijn opvolger, paus Nicolaas V, werd hij benoemd tot kardinaal en apostolisch legaat in Savoye en een gedeelte van Zwitserland.
PROF. DR C. VERLINDEN
Lit.: (A. V:) F. Gabotto, Storia del Piemonte nella prima metà del secolo XIV (Torino 1894); (A. VII:) L. Cibrario, Storia del Conté Rosso, in Studi storici (Torino 1851); Carbonelli, Gli ultimi giorni del Conté Rosso (Pinerolo 1912); Cordey, Les comtes de Savoie et les Rois de France pendant la guerre des Cent ans (Paris 1911); (A.VIII:) F. Cognasso, L’influsso francese nello stato sabaudo durante la minorité de Amedeo VIII, in Mélanges d’archéologie, en andere studies van dezen in Archivio storico lombardo etc.; F. Gabotto, Gli ultimi principi d’Acaia (Torino 1892).