Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EMPHYSEEM

betekenis & definitie

(van Gr. έμφúσημα, emphusêma — opgeblazen of uitgezet zijn) betekent de zwelling of uitzetting van een weefsel of orgaan door gas of lucht. Emphyseem van de huid of juister onderhuidsemphyseem is meestal het gevolg van een verwonding van longen of luchtwegen, bijv. bij ribfracturen of bij operaties aan die organen.

De lucht uit de longen dringt dan in de weefsels om de wond en verspreidt zich van daar tot onder de huid van borst en hals soms ook naar het gelaat en naar de buik. Deze lichaamsdelen zwellen dan op; de zwelling is niet warm, rood of pijnlijk; zij is zacht en veerkrachtig en knettert zachtjes als men er op drukt. Door zachte massage laat de zwelling zich verplaatsen. Hoesten en persen doen haar in de regel toenemen. Dit huidemphyseem kan een verontrustende indruk maken maar is gewoonlijk niet gevaarlijk; langzamerhand wordt de lucht geresorbeerd en herkrijgt het lichaam zijn normale vorm. Bij stompe verwonding van de neus kan op dergelijke wijze emphyseem in het gelaat ontstaan.Veel gevaarlijker is de zgn. gasphlegmone (gasgangraen, maligne oedeem), veroorzaakt door injectie van wonden met vuil of aarde, waarin bepaalde anaëroob levende bacteriën voorkomen. Hierdoor ontstaat een hevige ontsteking, die leidt tot versterf van weefsel en ophoping van gas daarin; de huid wordt daarbij losgemaakt van haar onderlaag door gas en vloeistof. Deze infectie komt herhaaldelijk voor bij runderen, schapen en paarden, sedert de invoering van de antiseptische wondbehandeling gelukkig zelden bij de mens. Vroeger verliep zij meestal dodelijk en ook thans is zij nog zeer gevreesd.

Een heel andere toestand is het longemphyseem (emphysema pulmonum). Dit treft men vnl. aan bij oudere mensen, die vele jaren asthma hadden of die jarenlang hebben gehoest door chronische bronchitis. Hierdoor slijt het longweefsel en boet het steeds meer in aan elasticiteit. De longblaasjes worden abnormaal wijd, de longen zijn dus groot en bevatten abnormaal veel lucht; de longen en de borstkas verkeren a.h.w. steeds in een inademingsstand. De uitademing is onvoldoende doordat de elasticiteit van de longen teloor is gegaan (vergelijk oud elastiek, dat zijn veerkracht verliest en lang en slap wordt) en doordat de borstkas zo wijd is geworden kan zij bij de inademing nog maar weinig uitzetten. Er wordt dus bij de ademhaling weinig lucht verplaatst en als bij inspanning een grotere longventilatie nodig is om aan de zuurstofbehoefte te voldoen, kan de ademhaling zich niet aanpassen; er ontstaan dan dyspnoe* en cyanose*. Bij de slijtage van de longen gaan ook haarvaten verloren, zodat de bloedstroom door de longen wordt bemoeilijkt, evenals de opneming van zuurstof door het bloed. Om aan dit laatste tegemoet te komen gaat het hart per tijdseenheid meer bloed verplaatsen terwijl het rechter hart bij zijn lediging een grotere weerstand in de longen ondervindt. Op de duur ontstaan dan ook dikwijls verschijnselen van hartzwakte. De lijders aan emphyseem hebben meestal chronische bronchitis en hun toestand verergert als de bronchitis toeneemt. Het emphyseem als zodanig is een irreparabele toestand. De behandeling moet daarom vnl. worden gericht tegen de bronchitis, het asthma, de hartzwakte en daarmee is dikwijls toch heel wat te bereiken. Het leven in een droog klimaat met weinig schommelingen in temperatuur en in een stofarme omgeving is voor dergelijke mensen gunstig.

Een acute opblazing van de longen komt bij vele dieren voor tijdens de anaphylactische shock (z allergie) en bij de mens tijdens een acute asthmaa-anval. Deze toestand is wel vatbaar voor herstel; daarom sprak men wel van functioneel of acuut emphyseem in tegenstelling tot het echte, chronische of substantiële emphyseem-, beter is het de eerstgenoemde toestand te beschrijven als volumen pulmonum auctum (= toegenomen omvang van de longen). Plaatselijk kan zulk een volumen pulmonum auctum ontstaan als een bronchustak, bijv. door een gezwel, is vernauwd, zodanig dat hij bij de inademing wel lucht doorlaat, maar bij de uitademing niet; dit kan doordat de bronchi bij de inademing iets wijder worden dan bij de uitademing. Deze toestand is gewoonlijk een voorloper van atelectase*.

Ten slotte kan genoemd worden het zgn. interstitiële longemphyseem, waarbij zich lucht bevindt niet alleen in de longblaasjes (wat normaal is) maar ook, tussen de longblaasjes, in het bindweefsel van de long. Die lucht komt daar doordat een of meer longblaasjes zijn gebarsten. Deze lucht verplaatst zich gewoonlijk naar de longwortel toe en bereikt dan, doordat er nog een scheurtje ontstaat, de pleuraholte; het gevolg is een pneumothorax. Ook kan de lucht via het mediastinum de hals bereiken en zich dan onder de huid verspreiden, waardoor de toestand ontstaat, die het eerst is beschreven.

DR H. J. VIERSMA

< >