is het opwekken van een plotselinge, krachtige uitademingsstoot, waardoor prikkelende deeltjes uit de luchtwegen worden weggeslingerd. Hiertoe wordt eerst diep ingeademd en vervolgens, terwijl de stemspleet gesloten is, krachtig uitgeademd; de druk in longen en luchtpijp stijgt nu zo sterk, dat de stemspleet plotseling wordt opengedrukt, waardoor de lucht wordt uitgestoten, vochtdruppeltjes, deeltjes stof, slijm, sputum en eventueel bloed met zich mee sleurend.
Men kan willekeurig hoesten, maar meestal wordt de hoest reflectorisch opgewekt. Hoesten is, evenals niezen* een beschuttingsreflex, die dient voor de verwijdering van schadelijke stoffen uit de luchtwegen. De hoestprikkel ontstaat door de inwerking van een gas, een damp, een vreemd lichaam of fijne stofdeeltjes op de wand van keel, strottenhoofd, luchtpijp of bronchi. Via een hoestcentrum in het verlengde merg bereikt de prikkel de verschillende spieren, die bij het hoestmechanisme zijn betrokken. Is het slijmvlies van de luchtwegen ontstoken, dan wordt het vaak overgevoelig, zodat geringe schommelingen van temperatuur en vochtigheid van de ingeademde lucht en kleine hoeveelheden stof of rook reeds aanleiding geven tot hoestprikkels. De hoestprikkel kan ook worden opgewekt van de pleura uit.De klank van het hoesten geeft soms aanwijzingen omtrent de oorzaak. Bij ontstekingen van het strottenhoofd is de hoest schor, bij vernauwing van de luchtpijp hoort men tijdens het hoesten tegelijk een doffe en een hoge metaalachtige klank; de droge prikkelhoest klinkt anders dan de productieve hoest, waarbij veel sputum wordt opgegeven, de nerveuze gewoontehoest anders dan de hoest van de lijder aan chronische bronchitis. Bij keeldiphtherie ontstaat een „blafhoest”, bij kinkhoest volgen krampachtige hoeststoten elkaar snel op totdat plotseling een diepe, gierende inademing wordt gemaakt („halen”), waarop een nieuwe reeks hoeststoten volgt, soms gepaard gaand met braken.
Hoewel hoesten op zichzelf een nuttig afweermechanisme is en dikwijls onschuldige oorzaken heeft is het in het algemeen gewenst door geneeskundig onderzoek de oorzaak te laten vaststellen. Niet zelden toch is de hoest het eerste verschijnsel van een ziekte der ademhalingsorganen die, bij tijdige herkenning, doelmatig kan worden behandeld. De beste behandeling van hoesten is uiteraard het wegnemen van de oorzaak. Slechts indien dit niet mogelijk is zal men de hoest als zodanig behandelen, hetzij door expectorantia* te geven, die het slijm losmaken en daardoor het hoesten vergemakkelijken (bijv. joodkali, ammoniumchloride, Iers mos e.d.), hetzij door het hoestcentrum minder prikkelbaar te maken met behulp van codeïne, morphine en soortgelijke middelen. Prikkels als koude, vocht, rook en stof, die voor gezonden niet erg hinderlijk zijn, moeten van de hoestende patiënt verwijderd worden gehouden. Een enkele keer zijn hoestbuien zo hevig, dat zij ribfracturen, kleine huidbloedinkjes, flauwten of een miskraam veroorzaken.
DR H. J. VIERSMA