Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EMPETRACEEËN

betekenis & definitie

is de naam van een choripetale plantenfamilie met slechts 3 geslachten en 4 of 6 soorten in de koude en gematigde gewesten, vermoedelijk uit de verwantschap van de Euphorbiaceeën*. Het zijn kleine op heide gelijkende struiken zonder melksap met lineale, aan de onderkant gegroefde, verspreide bladeren zonder steunblaadjes en alleen of in hoofdjes staande, regelmatige, eenslachtige bloempjes met 2 of 3 kelken kroonbladeren en meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel uit 2-9 vruchtbladen met evenveel stempels en 1 rechtopstaande, anatrope zaadknop met 1 integument in elk hokje, waarin wel het voornaamste verschilpunt met de Euphorbiaceeën gelegen is. Het stuifmeel vormt tetraden, waarom ook wel aan een verwantschap met de Ericaceeën gedacht is, en de vrucht is een steenvrucht met evenveel steentjes, als hokjes in het vruchtbeginsel voorkwamen, het zaad, zonder wrat, rijk aan endosperm.

Het bekendste geslacht is Empetrum L., en daarvan weer de bekendste soort E. nigrum L., de zgn. Kraaiheide, een op het noordelijk halfrond arctisch-alpien, meest 2-huizigstruikje met opstijgende takken, bijna kransstandige bladeren, in de oksels daarvan kleine, rosé of purper-kleurige bloemen met 3 kelken kroonbladen en meeldraden en een zwarte steenvrucht met 6-9, meest 8, steenkernen, ook in Nederland in het N. van het land algemeen op veenachtige heidegrond en in kalkarme duinen. De vruchten hebben een enigszins zure smaak en worden in Rusland en N.O.-Azië gegeten, terwijl men er in Groenland een drank uit bereidt. De beide andere soorten van Empetrum, nl. E. andinum Phil. uit Chili en E. rubrum Vahl. uit antarctisch Amerika zijn waarschijnlijk slechts variëteiten van de Kraaiheide. Bij het geslacht Corema Don., met 2 soorten in Spanje, Macronesië en Atlantisch Noord-Amerika, heeft men eindelingse bloemhoofdjes van grote, witte bloemen en witte vruchten met 3 steenkernen. Tweetalligheid in alle kransen eindelijk vindt vindt men bij het Noordamerikaanse geslacht Ceratiola L. C. Richard. PROF. DR TH. J. STOMPS

< >