Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HALS

betekenis & definitie

(1) (collum), noemt men dat gedeelte van het lichaam, dat bij de mens en vele dieren het hoofd of de kop met de romp verbindt. De laagste dierklassen, voorts de schaaldieren, vissen en slangen hebben geen hals; vele vogels en zoogdieren bezitten daarentegen een lange hals.

De hals van de man is dikker en minder rond dan die van de vrouw. Het achterste gedeelte van de hals draagt de naam nek. De hals wordt aan de bovenzijde begrensd door de onderkaak en het achterhoofd en aan de benedenzijde door het borstbeen, de sleutelbeenderen, de schouderbladen en de wervelkolom. Tot steun van ‘s mensen hals dienen 7 halswervels, die het bovenste gedeelte van het ruggemerg bevatten. De onderste 5 halswervels komen overeen met de wervels van de ruggegraat en zijn door banden zodanig verenigd, dat zij slechts een geringe beweging naar voren, naar achteren en naar de zijden veroorloven. De bovenste twee halswervels zijn echter anders gebouwd. De bovenste, het hoofd torsende, draagt de naam atlas en heeft de gedaante van een ring, waarop het hoofd zó geplaatst is, dat het zich op die ring vooren achterwaarts kan bewegen (knikken), terwijl de daarop volgende wervel epistropheus of draaier heet, om welks loodrechte as het hoofd met de atlas kan draaien, zodat die beide geledingen alle vereiste bewegingen van het hoofd mogelijk maken.

De epistropheus heeft op het wervellichaam, ter plaatse, waar zich bij de andere wervels het bovenvlak bevindt, een stomp uitsteeksel, waarom de atlas kan draaien, en dat uitsteeksel is geplaatst in de ring van de atlas en aan de achterzijde van deze door een vaste band verbonden. Door andere banden, die de punt van dat uitsteeksel met het achterhoofd verenigen, is de epistropheus met het hoofd verbonden. Aan de voorzijde van de wervels liggen de slokdarm, de luchtpijp met de schildklier, de spieren, die van het hoofd naar de beenderen van borst en schouder of naar de inwendige delen van de hals lopen. Tot die inwendige delen behoren de luchtpijp en de slokdarm; voorts heeft men er grotere slagaderen (carotides) en aderen (jugulares), alsmede zenuwen en klieren.

Halswonden
kunnen gemakkelijk levensgevaarlijk worden. Verwonding der grote slagaders veroorzaakt snelle verbloeding, bij die van de aders komt nog het gevaar van het opzuigen van lucht, dat met een slurpend geluid binnendringt en door luchtembolie in de longslagader kan doden. Bij wonden van keel en luchtpijp kan de bloeding ook nog gevaarlijk worden, als het bloed in de luchtpijp afvloeit en de patiënt te zwak is, om het op te hoesten. Na de bloedstelping moet dan ook dit bloed door een buisje worden afgezogen. Bij keelwonden ontstaat verder soms een zwelling van het keelklepje, die luchtpijpsnede nodig maakt om de gewonde voor verstikking te behoeden; bij elke verwonding der luchtpijpen kan de lucht van de uitademing zich in het onderhuidse weefsel verbreiden en emphyseem* veroorzaken. Is ook de slokdarm gewond, dan moet de maagsonde voorzichtig ingebracht worden en de patiënt langs deze weg worden gevoed, tot die wonde genezen is. Soms echter kan zij gehecht worden.

(2, bouwkunst) is de naam die men in de bouwkunst geeft aan het eerste lid van het kapiteel van een zuil, onmiddellijk volgende op de schacht. Men vindt die bij de Toscaanse en de Dorische orde. Deze hals is bij de Grieks-Ionische bouwkunst onversierd, met uitzondering van de zuilen van de Noord-portiek van het Erechtheion te Athene. De Romeinen met hun zin voor overdadig ornament hebben ook de Toscaanse en Dorische orde met versierde halzen gebracht, veelal met rozetten.

Men noemt ook hals, het bovengedeelte van een 18de-eeuwse Hollandse gevel, waarbij de zijden van de topgevel een concaaf gebogen lijn vormen.