Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DOESBURG

betekenis & definitie

gemeente in de provincie Gelderland, telt op een oppervlakte van 351 ha (1949) 6043 inw., waarvan 48 pct Prot., 43 pct R.K. en 9 pct onkerkelijk, omvat het stadje Doesburg en omliggend land en strekt zich grotendeels aan de rechteroever van de IJsel uit. Het is gelegen aan de rijksweg Dieren - Duitse grens.

Overtocht IJsel door middel van een schipbrug. Na 1945 snelle industrialisatie en in verband daarmede toeneming der bevolking. Landbouw en veeteelt voorheen belangrijk, neemt daardoor in betekenis af. Hoofdmiddelen van bestaan: ijzer-, metaal- en tempergieterij, Verenigde Blikfabrieken, fabriek van gewapende asbestcementproducten, tricotagefabriek, lingeriefabriek, koolteerchemie (Utr. Asphaltfabriek), lederwarenfabriek, fabriek van chocolade- en suikerwerken, mosterdfabriek, destilleerderijen, aardewerkfabriek, rietmeubel-industrie, veevoederfabriek, betonindustrie, overslagbedrijven, rederijen, graanhandel, kunstmesthandel, sigarenfabriek, limonades, bier- en ijshandel.Doesburg, dat omgeven is door in 1949 gerestaureerde vestingwerken (Menno van Coehoorn), bezit tal van monumenten, o.a. gerestaureerd Laatgothisch stadhuis, 16de eeuws waaggebouw (gerestaureerd), St Sebastiaansdoelen, Martinikerk (14de eeuw), Gasthuiskerk (14de eeuw, gerestaureerd) oude gevels. Doesburg dateert misschien reeds uit de Romeinse tijd, was tijdens de Tachtigjarige Oorlog een sterke vesting, doch werd in de 19de eeuw ontmanteld.

Doesburg was een van de stemhebbende steden in de Staten-vergadering van het voormalige Kwartier van Zutphen en middelpunt van het oude richterambt van Doesburg. Vermoedelijk is de stad ontstaan op of nabij een Romeinse vestiging. Men verhaalt, dat, toen hertog Karel van Gelre de stenen van een vervallen burcht ten W. van de stad liet opruimen, ten einde ze te bezigen voor het stichten van een slot aan de oostzijde, er Romeinse oudheden aan de dag kwamen. Onder de naam Duisburg komt de latere stad voor in een goederenlijst van de abdij van Corvey aan de Wezer van ca 1053. In 1230 bezat zij een Dinsdagse weekmarkt, welke door graaf Otto II opgeheven werd, waartegenover het naburige Doetinchem met een jaarmarkt begiftigd werd. Ongeveer een jaar later werd evenwel de weekmarkt hersteld. Bescherming van de handel komt tot uiting in enkele bepalingen van het stadsrecht, hetwelk 1 Mrt 1237 door Otto II verleend werd. Doesburg was lid van de Duitse Hanze en dreef begin 14de eeuw een belangrijke handel in bier. Tot nadeel van het handelsverkeer verlandde de vlak langs de stad lopende IJsel, zodat Karel V in 1552 moest toestaan, dat de rivier door vergraving weder voor de stad gebracht werd. De stadsregering bestond uit 8 of 9 burgemeesters, tevens schepenen, terwijl de richter mede als zodanig fungeerde in het omliggende richterambt. Het patronaatsrecht van de St Maartenskerk behoorde vóór de Hervorming aan de commanderij van de Duitse orde, gevestigd in de Gasthuisstraat. De stad moest zich in 1473 onder Karel de Stoute begeven. Na de Bourgondische overheersing was Doesburg met de Graafschap enige tijd pandbezit van de bisschop van Munster. Karel van Gelre werd er als landsheer gehuldigd in 1492, doch in 1505 moest de stad zich onder Philips de Schone stellen om twee jaren later onder het gezag van Karel terug te keren. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog werd Doesburg door graaf Herman van den Bergh ingenomen in 1572, doch werd eerst in 1586 onder Leicester voorgoed Staats. De Franse bezettingstijd van 1672-’74 was een zware beproeving voor de burgerij. Aan de bezetting in de tweede Franse periode werd een einde gemaakt, toen de Pruisen onder von Bülow 23 Nov. 1813 binnenrukten na een vrij hevige aanval. De 10de Mei 1940 werd Doesburg door de Duitsers overweldigd en in Apr. 1945 na een 14-daags beleg door het eerste Canadese leger bevrijd. De Duitsers maakten zich bij hun aftocht schuldig aan vandalisme door de oude Martinitoren met zijn beroemd Hemony-carillon, een historische molen en de gemeentelijke watertoren op te blazen.

DR A. J. MARIS

Lit. A. Huygen, Beschryving van het begin, opkomst en aanwas der stad (Nijmegen 1753); J. L. G. Gregory, D. aan den IJsel, niet te verwarren met Duisburg aan den Rijn (in: Bijdr. voor Vaderl. Gesch. en Oudheidk., 3de reeks, III, 1886, blz. 161); Nomina Geogr. Neerl. III, blz. 78; A. J. van de Ven, D. in de jaren 1672-1674 (in: Bijdr. en Meded. der Ver. Gelre, XLIV, 1941, blz. 61).

< >