(1, historisch) was in de Republiek der Verenigde Nederlanden een, in vele gevallen reeds uit de landsheerlijke tijd daterend, onderdeel van een provincie of gewest.
Gelderland was vóór de tijd der Republiek samengesteld uit vier kwartieren — Bovenkwartier (Roermond), Nijmegen, Zutphen, Veluwe (Arnhem) — later uit drie, daar Oppergelder Spaans bleef. Deze kwartieren hadden hun eigen Staten, die gezamenlijk in algemene Statenvergaderingen bijeenkwamen, en eigen Gedeputeerde Staten. Friesland bestond uit vier kwartieren — dat van de 11 steden, en Westergo, Oostergo en Zevenwolden —, die ter Statenvergadering afzonderlijk beraadslaagden en ieder in de Gedeputeerde Staten vertegenwoordigd waren. In Groningen waren de Ommelanden verdeeld in drie kwartieren (Hunsingo, Fivelingo en Westerkwartier), die gezamenlijk in de Staten één stem uitbrachten, terwijl de stad Groningen de andere stem had. Overijsel telde drie kwartieren (Salland, Twente en Vollenhove), die het ene lid der Statenvergadering vormden; de drie steden maakten het tweede lid uit. Holland was verdeeld in een Zuider- (Den Haag) en een Noorderkwartier (Hoorn), die alleen afzonderlijke colleges van Gecommitteerde Raden bezaten. De drie kwartieren van de provincie Utrecht (Nedersticht, Oversticht en Amersfoort met Eemland) waren rechterlijke onderafdelingen, de oude maarschalksambten. Zo waren ook de vier kwartieren van de Meierij van ’s-Hertogenbosch (Oosterwijk, Kemperland, Peelland en Maasland) schoutambachten, maar zij hadden tevens eigen kwartiersvergaderingen.
(2, militair) van de soldaat te velde heet de woning of het gebouw, waarin hij tijdelijk wordt gehuisvest. Naarmate de omstandigheden van ruimte, bebouwing, bedreiging met vijandelijke aanval of verontrusting meer of minder gunstig zijn, kan men ruime, enge of alarmkwartieren toepassen, gepaard gaande met toenemende graad van marsvaardigheid, doch uitgaande van de stelling, dat het slechtste kwartier nog beter is dan het beste bivak onder de blote hemel. De gedwongen gastheer, zo hij (bij vredesmanoeuvres althans steeds) aanwezig is, heet kwartiergever.
Kwartiermakers, die aan de troep, zover de omstandigheden gedogen, voorafgaan, bereiden alles voor waardoor hun onderdeel onmiddellijk na aankomst tot de rusttoestand kan overgaan: verdeling over de beschikbare gebouwen, drinkwatervoorziening, installatie geneeskundige dienst, inrichting voertuigenparken, beveiliging en bewaking enz., voor zover nodig met hulp van het gemeentebestuur.
Het verlenen van kwartier, pardon of genade, betekent, dat de tegenstander, die de strijd opgeeft, noch gedood of gewond, doch gevangengenomen zal worden. Vroeger werd dit als een gunst beschouwd, doch naar het modern volkenrecht is het een recht geworden en is dus ook de bedreiging van het tegendeel niet meer toelaatbaar.
Met de naam kwartiermeester worden nog wel aangeduid de officieren der militaire administratie.
Kwartiermeester-generaal is in het Nederlandse leger een rechtstreeks onder de chef van de Generale Staf staande autoriteit, belast met aanschaffing, verstrekking, beheer en reparatie van alle mogelijke materiële zaken, waaraan een leger behoefte heeft.
(3, zeewezen), gedeelte van het scheepsvolk, welk laatste aan boord in vier, drie of twee kwartieren is verdeeld, met het oog op het doen van wacht en andere diensten. Oudtijds placht men deze kwartieren namen te geven als Prinsenkwartier, graaf Maurits- en graaf Ernstkwartier, ook Statenkwartier, later meest Stuurboords- en Bakboordskwartier. Aan het hoofd van elk kwartier stond een kwartiermeester, welke naam later is overgegaan op een deks-onderofficier van lage rang. In de Koninklijke Marine bekleedt de kwartiermeester thans de laagste graad (korporaal) van onderofficier bij het matrozenvak; bij de koopvaardij verrichten de kwartiermeesters dienst als roerganger.