Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIONYSIUS DE GROTE

betekenis & definitie

of van Alexandrië, heilige (Alexandrië 190/200-264/5), uit heidense ouders geboren, bekeerde zich na ernstige studie tot het Christendom. In 231/2 werd hij hoofd van de Alexandrijnse (catecheten)school; in 247/8 bisschop van zijn geboortestad.

Tijdens de vervolging onder Decius (249-251) vluchtte hij; tijdens de vervolging onder Valerianus (253-259) werd hij verbannen naar Libye, waar hij bleef tot in 262. Hij was een leerling van Origenes, minder theoreticus dan man van de daad; een zielzorger en bisschop van groot formaat. Met kracht en tact en steeds in een geest van verzoening, greep hij in in al de grote kerkelijke twistvragen van zijn tijd. Aldus bestreed hij de leer van Sabellius, doch werd zelf om zijn trinitarische leer bij paus Dionysius (259-268) aangeklaagd. De paus verzocht hem om nadere verklaringen. Op deze vraag ging Dionysius in met zijn werk Weerlegging en apologie, waarin hij verklaarde geen bezwaar te hebben tegen de term „homoousios”. Bemiddelend trad hij ook op in de twisten omtrent de afvalligen (lapsi) en de doop, door ketters toegediend. Hij trachtte Novatianus van de weg van het schisma af te brengen en voorkwam, door persoonlijke besprekingen en door geschriften, o.a. Over de beloften, een uitbarsting van het chiliasme. In dit laatste werk drukt hij, op grond van de stijlcritiek, de mening uit dat de Apostel Johannes niet de schrijver is van het boek der Openbaring. Hij bestreed het antieke materialisme van Democritus en Epicurus en zette de Christelijke leer omtrent schepping en instandhouding van het heelal uiteen in het werk Over de natuur. Feestdag 17 Nov.DR V. MOREL O.CAP.

Bibl.: Migne, Patrologia graeca, t. 10; C. L. Feltoe, The Letters and other Remains of D. of Al. (Cambridge 1904); Idem. Letters and Treatises of s.D. of Al. (Eng. vert., London 1919).

Lit.: Eusebius, Kerkgeschiedenis, VI en VII (hoofdbron voor het leven en de geschriften van D.); Bardenhewer, Gesch. der altkirchl. Literatur, II, 167-191 (Freiburg i. Br. 1903); J. Burel Denis d’Al., sa vie, son temps, ses œuvres (Paris 1910); S. Bouma, Dionysius van Al., diss. Amsterdam; Purmerend (1943).

< >