Nederlands zakenman (Amsterdam 19 Apr. 1866 - St Moritz 4 Febr. 1939), zoon van een zeekapitein, bezocht de H.B.S. en trad in 1882 in dienst bij de Twentsche Bank te Amsterdam. In 1886 werd hij geplaatst bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij op Deli, waar hij hard werkte, maar niet de waardering ondervond, waarop hij aanspraak meende te mogen maken.
In 1896 kwam hij als „koopman” in dienst van de Koninklijke Nederlandsche Petroleummaatschappij. Hier kwamen zijn grote bekwaamheid en zakelijk inzicht pas tot volle ontplooiing.Reeds in 1900 werd Deterding na het overlijden van J. B. Aug. Kessler tot directeur benoemd. Twee jaar later werd hij directeur-generaal. Hij was de oprichter van de Asiatic Petroleum Co., een gezamenlijke verkoop-organisatie van de Indische producenten (1903) en in 1907 bracht hij de amalgamatie tot stand tussen de Koninklijke en de Shell Transport and Trading Co. Onder zijn vaste leiding groeide de Koninklijke uit tot een wereldonderneming, evenknie van de Standard Oil. De agglomeraties, die hij bewerkte, gingen nooit met verplettering van de mededinger gepaard. Steeds maakte hij ze aantrekkelijk voor de groepen, welker medewerking hij zocht. Dit stempelde hem tot een „empire-builder” in de traditie van zovele Nederlandse kooplieden uit de 17de eeuw.
De bekroning van zijn streven, van de Koninklijke de gelijkwaardige van de Standard te maken, was het Achnaccary Agreement van 1928 met Teagle (Standard) en Cadman (Anglo Persian). Als basis van dit verdrag — As Is Agreement — gold de status quo. Het werd juist op tijd afgesloten, om de economische wereldcrisis van 1929 het hoofd te kunnen bieden. Langzamerhand liet Deterding nu de leiding aan jongere krachten over. In 1936 nam hij als directeur-generaal ontslag, waarna de Alg. Verg. van Aandeelhouders hem tot commissaris benoemde. Hij bekleedde het voorzitterschap van de Raad van Commissarissen.
Zijn laatste levensjaren bracht Deterding door op het riddergoed Dobbin in Mecklenburg, het oude landgoed van wijlen Prins Hendrik, waar hij nog een plan uitwerkte voor Westerse samenwerking, waardoor het Nederlandse agrarische overschot in Duitsland kon worden verkocht.
Deterding was Knight of the British Empire, met de titel van Sir. De Delftse Hogeschool verleende hem in 1929 de graad van doctor in de technische wetenschap honoris causa. Het Rijksmuseum, het Mauritshuis en het Museum Boymans kregen van hem kostbare kunstschatten ten geschenke. Ook bevorderde hij metterdaad de belangstelling voor Indië en was hij een groot voorstander van internationale sportgebeurtenissen. In Nederland toonde men zich echter een beetje huiverig voor zijn vooronderstelde politieke opvattingen en de necrologieën, die bij zijn dood verschenen, waren in het buitenland (Engeland) warmer dan in het land, tot welks commerciële glorie hij zozeer bijgedragen had.
Lit.: C. Gerretson, Geschiedenis der Koninklijke, 1ste en 2de dl (Utrecht 1939/’42); Sir Henri Deterding, An International Oilman, As told to Stanley Naylor (London 1934), zie ook de Nederlandse uitgave: De geschiedenis van een oliemagnaat (Rotterdam 1935); Glyn Roberts, The most powerful man in the World, The Life of Sir Henri Deterding (New York 1938); J. T. Flynn, God’s Gold (New York 1932); P. H. Frankel, Essentials of Petroleum, A Key to Oil Economics (London 1946); Cesare Alimenti, II Petrolio, Nell’ Economia mondiale (Torino 1939).