een weinig omlijnd begrip, duidt aan het verval van een bepaald sociaal verschijnsel, of van een bepaalde vorm van samenleving. Iedere vorm van samenleving en ieder sociaal verschijnsel is onderhevig aan verandering, aan opkomst en neergang: volken, naties, culturen, godsdiensten, instellingen, technieken.
Verval van bepaalde onderdelen, van technieken, bedrijven, organisaties, kan een normaal verschijnsel van ontwikkeling zijn, zoals verval van het ambacht door opkomst van de industrie, van de zeilvaart door opkomst van de stoomvaart, verval van de zelfstandigheid van deelstaten door opkomst van de eenheidsstaat, van economische eenheden door samengroei tot groter eenheid. Verval, ten gevolge van nieuwe groei, is geen werkelijke decadentie.In eigenlijke zin kan alleen van decadentie gesproken worden ten opzichte van vormen van samenleving, van sociale en culturele verschijnselen, van een cultuur, wanneer het verval gevolg is van innerlijke ontbinding, van verlies van functie bij het in stand blijven van vormen, van het verloren gaan van stijl en van waarden en maatstaven, die essentieel zijn voor de samenleving of voor een bepaald gebied van de cultuur.
Dat in onze tijd van crisis op ieder gebied het vraagstuk van het verval van de cultuur bijzondere aandacht trekt, is begrijpelijk. Volgens Spengler zou een cultuur die al haar mogelijkheden bereikt heeft, verstarren en verworden tot civilisatie. Volgens Toynbee komt het verval (de ineenstorting) van een beschaving voort uit het falen van de scheppingskracht van de scheppende individuen en minderheden met, als antwoord daarop, het ophouden van de navolging van de kant der meerderheid, en als gevolg daarvan het verloren gaan van sociale eenheid in de maatschappij. Zodra echter de vraag gesteld wordt of onze cultuur in verval is, moet het antwoord uitblijven: wij kunnen het proces van overgang dat wij beleven niet doorzien.
Onze samenleving en cultuur vertonen in bepaalde opzichten tekenen van duidelijk verval; in andere verhoogde vitaliteit en een zoeken naar nieuwe waarden, vormen en verhoudingen,' naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden.
Met meer zekerheid kan gesproken worden van decadentie ten opzichte van bepaalde sociale verschijnselen. Sociale instellingen vervallen wanneer zij haar functie verliezen, omdat deze functie in een veranderde situatie niet meer mogelijk of nodig is of niet meer past (feodale stelsel, standen, gildewezen, mercantilisme), of omdat dezelfde functie door nieuwe instellingen in een gewijzigde situatie op meer rationele wijze kan worden uitgeoefend (verval van absoluut koningschap bij opkomst van parlementaire democratie). Maar ook door een verval van de waarden, van de moraal, waarop zij steunen.
Het duidelijkst kan decadentie geconstateerd worden op het gebied van de cultuur: moraal, kunst, wetenschap. Zo duidt bijv. het groeiend aantal echtscheidingen op decadentie van de moraal van het huwelijk als vaste instelling. Ook dit kan echter symptoom zijn van een periode van overgang, omtrent welks verdere ontwikkeling nog niets voorspeld kan worden. In de kunst kan misschien decadentie met meer zekerheid worden aangetoond.
Decadentie treedt op, wanneer een bepaalde stijl zijn hoogtepunt overschreden heeft en zijn uitdrukkingsmogelijkheden heeft uitgeput. Dit kan leiden tot een verstarring van vormen, zonder leven en zonder ziel, waarbij de scheppende kracht verloren is gegaan en nog slechts steriele nabootsing plaats vindt; waarbij in de bouwkunst vaak het verband met functie en materiaal verloren is gegaan (een voorbeeld uit de vorige eeuw: gietijzeren Gothiek, een stationsgebouw in Gothische stijl). Het kan ook leiden tot een verdere ontwikkeling, die zich verliest in zinloze vormen, in een overwoekering van details en ornamentiek, in een stijlloos subjectivisme of even stijlloze utiliteit. In de schilderkunst en literatuur wijzen sentimentaliteit, overgevoeligheid, oververfijning (wat vaak met schoonheid samengaat), een zich verdiepen in het abnormale en ziekelijke of perverse, gebrek aan eenvoud, gekunsteldheid en innerlijke leegte, op decadentie.
Een bekend voorbeeld is de richting, in het laatst van de 19de eeuw ( fin de siècle) opgekomen in Frankrijk (Baudelaire, Mallarmé e.a.) en in Engeland (Oscar Wilde), die zich ook elders over Europa verspreidde, en waartoe voor Nederland in sommige opzichten Couperus gerekend kan worden.
Het is eenvoudiger aan te duiden wat decadentie is dan te constateren waar zij optreedt. Decadentie is verval of verzwakking van waarden en maatstaven, die essentieel zijn voor de samenleving of voor enig gebied van de cultuur. Uit de samenhang van het sociale levensgeheel volgt dat een dergelijk verval op alle levensgebieden tot uiting komt, waar deze waarden en maatstaven gelden. Tegelijkertijd kunnen echter, in reactie hierop, in bepaalde groepen of op bepaalde levensgebieden, nieuwe waarden en maatstaven opkomen, of kunnen oude tot nieuw leven komen, waarmede een nieuwe opgang begint.
Gewoonlijk kan men pas van dit nieuwe besef van waarden uit de decadentie van de oude constateren.
MR J. BIERENS DE HAAN
Lit.: Art. Decadence en Degeneration in Enc. of Social Sciences (met lit.); A. Toynbee, Een studie der Geschiedenis, Ned. vert met inl. van J. Romein (1948); J. Huizinga, In de Schaduwen van Morgen (1935); P.
W. Krüger, Das Dekadenzproblem bei Jakob Burckhardt (Basel 1930); W. Rehm, Der Untergang Roms im abendländischen Denken. Ein Beitrag zur Geschichtsschreibung u.z.
Dekadenzproblem (1930); Werner, Der Untergang Roms. Studien z. Dekadenzproblem in der antiken Geistesgeschichte (1939) ; R. Stadelmann, Taine und das Problem des geschichtl.
Verfalls in Histor. Zeitschr. dl 167 (1942); Osw. Bumke, Kultur und Entartung (2. dr. 1922).