Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Ambacht

betekenis & definitie

(1) is in het algemeen een bediening, beroep of werkkring. Oorspronkelijk werd er vooral een ondergeschikte openbare betrekking door aangeduid; men sprak o.a. van schout-ambacht, bode-ambacht, enz.

Vooral de dienst, door de schouten als rechtsvorderaars namens den graaf verricht, werd ambacht genoemd (z ambachtsheerlijkheid). Ook het territoir, waarbinnen de schout zijn ambt uitoefende, heette veelal ambacht, zo bijv. in de provincies Holland en Zeeland. De vroegere ambachten aldaar zijn de tegenwoordige burgerlijke plattelandsgemeenten. In een verwante betekenis treft men in Vlaanderen Veurne-Ambacht en de Vier-Ambachten aan, districten, met eigen schepenbank, door den burggraaf of den amman voorgezeten. Aan het bestuur en de rechtspraak in de ambachten van Holland en Zeeland namen de buren (eigenerfden) of de uit hen gekozen vertegenwoordigers deel onder leiding van den schout. In latere tijd werd de schout in Holland bijgestaan door schepenen bij de rechtspraak en door heemraden voor de dijk- en landzaken. De zorg voor de geldzaken werd in vele ambachten aan ambachtsbewaarders toevertrouwd.PROF. MR H. R. HOETINK

Lit.: De Blécourt, Kort Begrip v. h. Oud-Vad. Burg. Recht.

(2) is in de economie dat deel der productie, dat bestaat in verandering .en verdeling der grondstoffen (dit in tegenstelling tot de primaire productie als landbouw, veeteelt, mijnbouw). Het bedrijf wordt hierbij uitgeoefend in gedecentraliseerde bedrijfsvorm (in tegenstelling tot de fabriek). In de fabriek treffen we massaproductie aan van gelijksoortige artikelen. De fabriek werkt ook met meer kapitaal. De ambachtsman zal, in het algemeen, zelf meewerken, geholpen door gezinsleden en enkele knechts. Bij hoeveel knechts men zal gaan spreken van een kleine industrie is moeilijk uit te maken. Bij het ambacht is er een onmiddellijke verhouding van producent tot consument, zonder tussenpersonen. Er is prijswerk, meest op bestelling. Soms wordt er voor de markt gewerkt. Het is geen loonwerk, waarbij alleen loon wordt uitbetaald voor geleverde arbeid; ook is het geen huisindustrie, waarbij de ambachtsman voor een ondernemer aan huis werkt. Soms levert de klant wel de grondstof en zorgt de ambachtsman voor ruimte, werktuigen en werktijd.

Het typische van het ambacht is wel, dat de arbeider een product geheel vervaardigt of minstens voor een groot deel, terwijl in de fabriek één man dikwijls slechts een klein gedeelte vervaardigt. Het ambacht behoeft niet uit te sterven, zolang er mensen zijn die behoeften hebben van persoonlijke aard. Zolang worden er bijzondere producten gevraagd met een eigen stempel. De prijs behoeft ook niet te hoog te worden, als de ambachtslieden samenwerken in coöperaties e.d. Het ambacht heeft een grote culturele en sociale betekenis. Daar is de waardigheid van den zelfstandigen ondernemer, verantwoordelijk voor eigen werk; de vormgeving door een artistieke persoonlijkheid, de vreugde van iets te scheppen. Daar is de tevredenheid van den eenvoudigen werker, baas in eigen huis, die met overleg en spaarzaamheid zijn gezin het nodige verschaft. Daar is de mogelijkheid om vooruit te komen, eerder dan voor den fabrieksarbeider. Hier leven nog familietradities, gebondenheid aan speciale vormen, plaatselijke gebruiken, eerlijke ambachtstrots. Om al deze redenen wordt in de laatste tijd getracht het ambacht te doen herleven, onderricht te geven in speciale vaardigheden, door beurzen en tentoonstellingen aan den kunstzinnigen koper te laten zien, wat reeds wordt gepresteerd.

PROF. DR W. R. HEERE

Lit.: K. Bücher, Entstehung der Volkswirtschaft; H. Pesch, Lehrbuchder Nationalökonomie, art. „Gewerbe” in Wörterbuch der Volkswirtschaftslehre, in Handwörterbuch der Staatswissenschaften en Staatslexikon; R. Lasch, Die Anfänge des Gewerbestandes (Zeitschr. für Soz. W. 1901); id., Die Arbeitsweise der Naturvölker (Zeitschr. für Soz. W. 1908); F. Graebner, Ethnologie (1923).

(3) Wat de geschiedenis betreft, zijn de oude politieke ambachten (de voormalige gemeenten, kan men zeggen) als waterstaatsinstellingen na de Franse tijd hier en daar blijven voortleven. Met name binnen het kader van de grotere hoofdwaterschappen hadden oudtijds de ambachten (hetzij de politieke ambachten zelve, hetzij grotendeels ermede samenvallende neven-organisaties daarvan) een functie als waterstaatsbesturen vervuld; en na de nieuwe organisatie der gemeenten bleven ze dan als waterschappen in stand, onder een niet steeds afdoende reglementaire regeling. Na 1850 zijn tenslotte de ambachten op het grootste deel van Hollands vasteland (waar ze grotendeels met de gemeenten overeenstemden) opgeheven. In West-Friesland zijn de aldaar veel grotere ambachten als waterschapsbesturen blijven bestaan. De Gelderse dorpspolders en de Groninger onderdelen (eertijds: karspelen) der waterschappen kunnen o.m. met de Hollandse ambachten worden vergeleken.

DR S. J. FOCKEMA ANDREAE.