Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CULTUUR

betekenis & definitie

komt van Lat. cultura (van colere = bebouwen, verzorgen), dat bebouwing van de akker betekent. De veel meer omvattende betekenis, die het woord in de moderne talen heeft, is niet zonder historisch verband met de oorspronkelijke.

De vele en verschillende omschrijvingen, die van het begrip cultuur gegeven zijn, draaien dan ook om het inzicht, dat cultuur nooit is het natuurlijk gegevene, maar pas wordt bereikt waar het natuurlijke door de bewuste mens tot redelijk bezit van waarden wordt gemaakt. Het wezen van de cultuur kan men op de kortste wijze als „genormeerde vitaliteit” omschrijven of om een enkele van de vele, vooral door Duitse filosofen geleverde, definities van cultuur te citeren, die van Windelband als „die Gesamtheit dessen was das menschliche Bewusstsein vermöge seiner vernünftigen Bestimmtheit aus dem Gegebenen herausarbeitet” (in Logos dl I, blz. 191) of van Ed. Sprangen „Unter einer Kultur im weitesten Sinne verstehen wir einen Inbegriff von historisch gewordenen Wertgebilden, teils materiellen teils rein geistigen Charakters, die von einer jeweils lebenden Menschheitsgruppe gesellschaftlich getragen, d.h. verstanden, gewertet und idealgemäss weitergestaltet werden”. Cultuur is dus nimmer op te vatten als een afgesloten geestelijke of materiële totaliteit, die ter overname of inbezitneming gereed ligt, cultuur ligt niet ergens klaar, maar is altijd „Aufgabe”, taak en een te verwerkelijken proces.

Het Westerse of Europese cultuurbegrip, dat het Romeinse ideaal van cultura animi en humanitas, tot nieuw leven gekomen in de Renaissance en het 18de-eeuwse Duitse idealisme (Pufendorf, Herder, Wilhelm von Humboldt), voortzet en zonder bewustzijn van deze historische traditie geen levenskracht meer heeft, omvat zowel de subjectieve beschaving van de persoonlijkheid als anderzijds de objectieve vormen en cultuurgoederen, tot welke en tegelijk door welke de individu tot persoonlijkheid gevormd wordt.

Lit.: K. Kuypers, Het cultuurbegrip der Grieken en het cultuurideaal van Plato, in Algem. Ned. Tij’dschr. v.

Wijsbegeerte, 36ste jg. (1942), blz. 91-106; Werner Jaeger, Paideia, 3 dln (1945); Jos. Niedermann, Kultur; Werden und Wandlungen des Begriffs und der Ersatzbegriffe von Cicero bis Herder (Florenz 1941); E. Th. Genthe, Der Kultur-begriff bei Herder (Jena 1902); Ed.

Spranger, Wilh. v. Humboldt und die Humanitätsidee (1909); W. Brock, Nietzsches Idee der Kultur (1930); C. Wissler, Man and Culture (1923); B.

Malinowski, A Scientific Theory of Culture and other Essays (1944) (o.a. What is Culture? What is Human Nature?); Civilisation. Le Mot et lTdée par L. Febvre, E.

Tonnelat, M. Mauss, e.a. (Centre International de Synthèse, 1930); N. Elias, Der Prozess der Zivilisation, 2 dln (1938); J. Huizinga, Der Mensch und die Kultur (1938); Idem, Grenzen v.

Spei en Ernst in de Cultuur (1933); G. Simmel, Der Begriff und die Tragödie der Kultur in: Philos. der Kultur, 3. Aufl., blz. 236-268; H. Wolf, De Tragedie der Kuituur, in Onze Eeuw, Sept. 1918; T.

S. Eliot, Notes towards a Definition of Culture (1948).