is de naam van een Pools (oorspronkelijk Litaus) hoogadellijk geslacht, dat vermoedelijk afstamt van het Litause vorstenhuis, dat met Jagello in 1386 de Poolse troon besteeg. Het geslacht, welks naam het eerst vermeld wordt in 1442, ontleent deze aan de burcht Czartorysk aan de rivier de Styr in Wolhynië.
In 1569 na de Pools-Litause Unie van Lublin, ging de familie over tot de R.K. kerk en verpoolste op den duur. Een oudere tak stierf reeds uit in de 16de eeuw; de jongere, Czartoryski Klewan, verwierf in 1623 het recht van opneming in de Duitse rijksvorstenstand, in 1785 (na de eerste Poolse deling) in die van de Oostenrijkse erflanden. Deze tak had zich weer in twee linies gesplitst, waarvan de jongere uitstierf in 1810. Uit de andere zijn vooral bekend geworden:Adam Kazimier, prins Czartoryski
(Dantzig 1 Dec. 1734- Sieniawa in Galicië 19 Mrt 1823), die in de veelbewogen jaren der Poolse delingen de anti-Russische partij koos en o.a. Oostenrijksveldmaarschalk werd. Hij woonde afwisselend te Wenen of op zijn landgoederen, speciaal Pulawy, dat een centrum was van Pools cultureel en gezelligheidsleven. Samen met zijn gemalin Isabella, geb. gravin Flemming, die zeer ontwikkeld was en o.a. een populaire Poolse geschiedenis schreef, legde hij een beroemd geworden verzameling van Poolse oudheden aan.
Ook gedurende het groothertogdom Warschau stond hij tegenover Rusland, thans aan de Franse zijde, in tegenstelling tot zijn zoon:
Adam George, prins Czartoryski
(Warschau 14 Jan. 1770-kasteel Montfermeil bij Parijs 15 Juli 1861), die na een uitstekende opvoeding en buitenlandse reizen (hij bezocht o.a. Duitsland en tweemaal Engeland) in 1795 (na de Derde Poolse deling) als gijzelaar naar St Petersburg kwam en daar zeer intiem bevriend werd met de Russische troonopvolger, de latere keizer Alexander I. Diens vader keizer Paul bewerkte zijn verwijdering (hij werd Russisch gezant aan het hof van Sardinië), maar met de troonsbestijging van Alexander (1801) keerde hij terug en werd adjunct-minister van Buitenlandse Zaken. Als zodanig bevorderde hij het Russisch-Oostenrijkse en het Russisch-Engelse bondgenootschap van resp. 1804 en 1805.
Zijn plan om Polen ten koste van Pruisen te herstellen onder souvereiniteit van Alexander mislukte echter doordat deze zijn eigen weg ging, en met de Pruisische koning een geheim verdrag van vriendschap sloot (1806). Czartoryski nam weldra zijn ontslag (1807), doch bleef persoonlijk met Alexander bevriend. In de jaren 1813-1815 steunde hij Alexanders plan van een Pools koninkrijk onder de Russische tsaar, doch tegen de hoop van de Poolse publieke opinie werd hij van dit Congres-Polen geen stadhouder, slechts senator en lid van de Administratieve Raad. Hij had weinig invloed meer en raakte van Alexander, die steeds meer in reactionnair vaarwater kwam, verwijderd.
In 1823 kreeg hij ook ontslag als curator van het onderwijs in het district Wilna, waar hij de universiteit tot een centrum van Poolse cultuur had helpen maken. Gedurende de Poolse opstand van 1830 trad hij een ogenblik op de voorgrond en werd president van de nationale regering. Hij offerde de helft van zijn vermogen aan de vaderlandse zaak. Na de mislukking leefde hij in ballingschap te Parijs, waar hij het hoofd was van de,, witte” (conservatief-aristocratische) partij der Poolse emigranten.
PROF. DR TH. J. G.
LOCHER
Lit.: De Mazade, Mémoires du prince Adam Cz. et sa correspondance avec l’empereur Alexandre I (3de dr., 2 dln, 1887; Eng. vert. 1888).