L. is de naam van een tropisch plantengeslacht uit de familie van de Wolfsmelkachtigen (Euphorbiaceeën). Het telt niet minder dan 600 soorten, kruiden, struiken of bomen met verspreide bladeren en oksel- of eindstandige, soms zeer gedrongen aren of trossen met eenslachtige bloemen. Soms is de gehele bloeiwijze eenslachtig; soms is zij bovenaan mannelijk, onderaan vrouwelijk.
De mannelijke bloemen met 5 kelk- en kroonbladeren en 10-20 meeldraden; de vrouwelijke met een 5-tal gesteelde kliertjes in plaats van kroonbladeren en een 3-hokkig vruchtbeginsel met 3 gespleten stijlen en 1 zaadknop in elk hokje. De vrucht is een 3-delige kluisvrucht. Van dit geslacht noemen wij: C. adipaius Kunth., een boom, die ter hoogte van 6 m aan de Amazone-rivier groeit en een hars oplevert, die als wierook gebruikt wordt; C. aromaticus L. (syn. C. lacciferus L.), een kleine boom in Oost-Indië, in Cochinchina en op de Molukken, uit het sap waarvan een balsem wordt bereid, terwijl de schildluis Coccus lacca op de takken schellak doet ontstaan; C. flavens L., een Westindische heester, waarvan men een uitmuntende balsem en tevens een zeer gezochte likeur (eau de Mantes) verkrijgt; C. Cascarilla Benn., een heester, die ter hoogte van 1 of 2 m op de Bahama-eilanden gevonden wordt; C.
Eluteria Benn., een heester van de Bahamaeilanden, gekweekt in West-Indië, waarvan de aromatische schors onder de naam cascarilla in de handel komt; C. linearis Jacq., op Jamaica groeiende; C. origanifolius Lam., die een balsem geeft, welke als copaïvabalsem van St Domingo zeer gezocht is, terwijl men van de takken en bladeren een likeur stookt, die in West-Indië tot de geliefde dranken behoort, en eindelijk de meest belangrijke soort, nl. C. Tiglium L., uit de zaden waarvan semen Tiglii of purgeerkorrels, de scherp giftige crotonolie verkregen wordt. Deze boom, afkomstig van de kust van Malabar en in Oost-Indië veelvuldig gekweekt, wordt 5-7 m hoog en draagt eironde, puntige, 3-nervige,van onderen geschubde bladeren, bloemtrossen met neerhangende vrouwelijke bloemen zonder bloemkroon en driekantige, stompe vruchten met viltige zaden. De croton-olie, die over Madras en Bombay naar Europa wordt verscheept, is geel of bruin van kleur, zo dik als olijfolie, heeft een prikkelende nasmaak en riekt ranzig en onaangenaam.
Bij inwendig gebruik veroorzaakt zij reeds in geringe hoeveelheid een sterke buikloop en in grotere hoeveelheid een pijnlijke dood. Sommige Crotonsoorten komen als sierplanten voor, zoals C. ciliato-glanduliferus Ortega, van Cuba, en C. argenteus L., van Zuid-Amerika afkomstig. Niet onvermeld mag ten slotte blijven, dat de kwekers de naam Croton ook toepassen op de talrijke cultuurvormen van Codiaeum variegatum Blume, een Euphorbiacee, die oorspronkelijk van de Molukken komt, maar thans in letterlijk alle tuinen van de gehele Indische Archipel als sierplant gekweekt wordt.