Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Bombay

betekenis & definitie

(1) in het Brits-Indische rijk een presidentschap, sinds 1936 autonome provincie, aan de westkust van Voor-Indië, zo genoemd naar de gelijknamige hoofdstad, is thans een provincie van het dominion India. Zij strekte zich uit van Kanara tot Goedjerat; de oppervlakte bedroeg 198752 km2, het aantal inw. (1941) 20849840, waarvan 10817333 mannen.

Hindoes zijn verreweg in de meerderheid, nl. 16555390 tegen 1920368 Mohammedanen, 375486 Christenen en 266231 Jains. In 1948, na het vertrek der Engelsen uit India, werden 19 Goedjerat-staten en alle Dekkan-staten, behalve Kolhapoer, in de provincie Bombay opgenomen.Naast de hoofdstad zijn als belangrijke steden te noemen: Ahmedabad (591 267 inw.), Poona (258 197 inw.) en Sholapoer (212 620 inw.).

Van de bevolking is 64 pet voor het levensonderhoud op de landbouw aangewezen. Katoen, oliezaden, peulvruchten, rijst, tarwe, thee, peper, worden geteeld. Kostbare houtsoorten, Bombax, Adansonia, Dalbergia, Acacia, Mahwa (Bassia latifolia), welker bloembladeren in gedroogde staat de smaak en het voorkomen van rozijnen hebben en gedeeltelijk tot voedsel, gedeeltelijk tot bereiding van een bedwelmende drank worden gebruikt; voorts moeten cardamum, arak, bamboe, parels, ivoor en gom genoemd worden. In de nijverheid staan de katoenspinnerij en -weverij vooraan; in 1944 waren 69937 getouwen in gebruik in de provincie (zonder Bombay-stad). Het aantal industriële bedrijven was in 1944: 4595 met 736 464 arbeidskrachten, waarvan 84 344 vrouwen. Zoutwinning, zijdeweverij en leerbewerking verschaffen eveneens aan vele handen werk.

Lit.: R. E. Enthoven, Tribes and castes of Bombay. 3 vols (1920).

(2), stad aan de westkust van Voor-Indië op i8° 55' N.Br. en 720 54' O.L.v.Gr., gelegen op een eiland dat dezelfde naam draagt en tot 1947 de hoofdstad van de gelijknamige autonome provincie. De stad heeft een uitstekende haven, die bovendien zeer schilderachtig gelegen is, met hoge bergen op de achtergrond. Een dam, waarover de spoorweg, verbindt het eiland met de vaste wal. De stad bestaat uit het oude gedeelte, het Castte (d.i. fort), genoemd naar het in 1769 door de Engelse Oost-Indische Compagnie gebouwde Fort George, het zuidelijkste deel van de tegenwoordige stad en uit de Black Town (Native City, Zwarte stad). De straten zijn nauw en worden in de regentijd vaak overstroomd; veel is er reeds gedaan om de gezondheidstoestand te verbeteren. Toen in 1803 en 1845 de stad gedeeltelijk afbrandde, heeft men haar fraaier en doelmatiger opgebouwd.

Bombay wordt door een grote waterleiding van het Tansa-dal uit, 105 km ten N. van de stad, van water voorzien. Op Malabar Point, het zuidelijk einde van het westelijk voorgebergte Van het eiland, ligt Walkeshewar, het heilige dorp der Hindoes en bevinden zich de lijkentorens (Torens van het Zwijgen) der Parsen of Parsi. Op dit schiereiland met zijn Malabar Hill en Cumballa Hill liggen ook de villawijken. Op Golaba (het Z.O. schiereiland) staan de vuurtoren en de sterrenwacht, benevens katoenfabrieken en grote warenhuizen. In Castle zijn het postkantoor, het paleis van justitie, een museum, de Elphinstone-universiteit (1857) met in ig43-’44 16700 studenten, en de universiteitsbibliotheek.

Behalve als handelsstad en zetel van de provinciale regering vervulde Bombay in het Engelse rijk ook een belangrijke rol als vlootbasis. Het marinehavengebied ligt aan de oostzijde van het Colabasschiereiland, even ten Z. van het Castle (Government Dockyard, Sassoondock). De oude vestingwerken werden in 1863 gesloopt en door nieuwe vervangen. De stad telde (1941) 1 489883 inw., voor 2/3 Hindoes, 1/s Mohammedanen, ongeveer 5 pet Parsi, enkele tienduizenden Christenen en enkele duizenden Joden. De Parsi zijn meest groothandelaren, industriëlen en bankiers.

De handelshaven bevindt zich in Mazagon, de stadswijk ten N. van Castle, langs de oostzijde van het eiland, o.a. Alexandra-, Victoria-, Prince’s Docks. Bombay heeft scheepvaartverbindingen met vrijwel de gehele wereld; door spoor- en luchtlijnen is de stad met de overige delen van Voor-Indië verbonden.

Bombay, dat ongeveer 1/3 van de overzeese handel van geheel Voor-Indië tot zich trekt, had in 1943-^4 een uitvoer ter waarde van 563 millioen ropijen (of rupees) en een invoer ter waarde van 739 millioen rupees.

Onder de uitgevoerde goederen neemt katoen de eerste plaats in, dan volgen oliezaden, opium, tarwe, rijst, alsmede peulvruchten, huiden en vellen, specerijen en verfstoffen. De invoer omvat vnl. steenkolen, machinerieën, metaalwaren, rails, zout, dranken, thee, suiker, tabak, wol, wollen stoffen, kleding, goud en zilver. Onder de plaatselijke industrie nemen textielfabrieken (aantal getouwen 69 937) en scheepsbouw een belangrijke plaats in. H. A. BOMER

Geschiedenis.

Bombay kwam in 1294 onder Hindoe-heerschappij en werd in 1348 door de Mohammedaanse vorst van Goedjerat ingelijfd. De Portugezen wisten het in 1534 te verkrijgen als een prachtige en veilige haven (tegenover het vasteland goed verdedigbaar) en daarom ook begeerden de Engelsen het. In 1614, 1615 en 1626 deden zij er een aanval op; onder Cromwell bestond het plan het te kopen, maar pas in 1661 kwam de stad aan Engeland als bruidsgift van de Portugese prinses Catharina, met wie Karel II gehuwd was. Deze stelde Bombay in 1668 onder beheer der Eng. Oost-Indische Compagnie, die er in 1672 het bestuur van Soerate vestigde, terwijl het wegens de veiligheid van zijn ligging in 1708 hoofdkwartier van de Britse Compagnie op Indië’s westkust werd. In 1773 moest Bombay deze positie weer afstaan aan Calcutta.

De 19de eeuw bracht voor de stad een sterke economische opbloei; tussen 1780 en 1836 werd de bevolking meer dan verdubbeld. In de jaren na 1920 zag men een sterke uitbreiding van het stadsgebied.

Lit.: S. M. Edwardes, The rise ofB. (1902); R. P. Karkaria, The charm of B. (1937); F. Sullivan, 1000 years of B. (1937).

< >