Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Cornelius jansenius

betekenis & definitie

(1) (de Oudere), Nederlands schriftgeleerde (Hulst 1510 - Gent 10 Apr. 1576), gaf onderwijs in de abdij te Tongerloo, werd in 1545 te Leuven licentiaat in de theologie, was geruime tijd pastoor te Kortrijk en werd in 1561 professor in de godgeleerdheid te Leuven. Hij was in 1563 afgevaardigde van de Universiteit bij het concilie te Trente en werd in 1565 bisschop van Gent.

In zijn exegese zoekt hij vóór alles de letterlijke zin en benut, naast de Vulgata, ook de oorspronkelijke tekst.Bibl.: Concordia evangelica et ejusdem concordantiae ratio IV evangelistarum (1549) (hoofdwerk); Commentarii in concordiam ac totam historiam evangelicam (1572); Paraphraseset annotationes in omnes psalmos Davidicos (1559); Paraphrasis in ea Veteris Testamenti cantica, quae per ferias singulas totius anni usus ecclesiasticus observat (1569); Commentarii in Proverbia Salomonis et Ecclesiasticum (1568); Annotationes in librum Sapientiae Salomonis (1577); Liber ecclesiae Gandavensis (rituale, 1571).

Lit.: Nieuw Ned. Biogr. Woordenb. VII (1927).

(2) (Cornelius Jansen), Nederlands godgeleerde, Leuvens hoogleraar, bisschop van leper (Leerdam 28 Oct. of 3 Nov. 1585 - leper 6 Mei 1638), leerde als student te Parijs Jean Duvergier de Hauranne, abbé de Saint-Cyran kennen.

In 1617 werd hij hoogleraar en president van het pas voor het Haarlemse gedeelte van de Hollandse Missie opgerichte Pulcheria-college. Op 23 Mrt 1630 werd hij koninklijk hoogleraar in de H. Schrift. In 1636 werd hij tot bisschop van leper benoemd.

Hij stierf aan de pest.

Jansenius legde een grote literaire en religieus-politieke bedrijvigheid aan de dag.

Van 1621 af blijkt hij zijn leer (,z Jansenisme) in haar hoofdpunten te hebben geconcipieerd. Hij polemiseerde tegen de Nederlandse Calvinisten als trouwe zoon van de Kerk. Tevens droomde hij van een hervorming van de Kerk op katholiek-traditionele grondslag. Hetzelfde ideaal stond ook Duvergier voor ogen, maar Jansenius bewoog zich vooral op theologisch-speculatief terrein. Zijn hoofdwerk, Augustinus, verscheen pas na zijn dood, dank zij Fromondus. Behalve zijn theologische werken schreef hij ook het boek Mars gallicus, waarin hij tegen de Franse veroveringspolitiek te keer gaat.

Bibl.: Oratio de interiori hominis reformatione (1628); Alexipharmacum pro civibus Silvaeducentibus adversus ministrorum suorum fascinum (1630); Spongia notarum, quibus Alexipharmacum adspersit Gisbertus Voetius (2de dr., 1641); Alexandri Patricii Amachani, theologi, Mars Gallicus seu de justitia armorum et foederum regis Galliae libri duo (1636); Tetrateuchus, sive commentarius in quatuor Evangelia (1639); Pentateuchus, sive commentarius in quinque libros Moysis (1639); Augustinus, sive doctrina sancti Augustini de humanae naturae sanitate, aegritudine, medicina (1640); Analecta in Proverbia, Ecclesiasten, Sapientiam, Habacucum et Sophoniam (1644).

Lit.: J. Fruytier,in: Nw Ned. Biogr. Woordenboek VII(1927), 665-672, vgl. vooral IX (1933), 450-4515 Le Ve Centenaire de la Faculté de théologie de l’Université de Louvain 1432-1932. Liber Memorialis (Brugge 1932); Jean Orcibal, La Correspondance de J. (Louvain - Paris 1947); Léopold Willaert, Bibliotheca Janseniana Belgica (Namen - Parijs 1949); A. De Meyer, De werkwijze van J. en zijn Augustinus (Brussel 1946); Pierre Roose et Corneille Jansénius, auteurs du Mars gallicus (Miscellanea van der Essen, Bruxelles 1947); L.

Ceyssens, Rondom de studie van P. Willaert over de oorsprong van het Jansenisme in België, in: Revue Beige Phil. Hist. XXVIII (1950), blz. 644-685.

< >