bij de Romeinen de godin van de eendracht tussen de burgers en als personificatie daarvan vereerd in verschillende tempels, waarvan die op het Capitool, volgens de overlevering door Camillus gesticht in 367 v. Chr., toen na de aanneming der Licinische wetten (z Licinius) de eendracht tussen patriciërs en plebejers hersteld was (in werkelijkheid dateert zij volgens sommigen uit de 2de eeuw v.
Chr.), en later door Tiberius hernieuwd, de beroemdste was. De godin wordt voorgesteld in zittende houding met een hoorn des overvloeds of een schepter in de linker- en een olijftak of een offerschaal in de rechterhand.