in beperkte zin is het ter-aardebestellen van het stoffelijk overschot van afgestorvenen. In ruime en meer on-eigenlijke zin worden er allerlei methoden van lijkbehandeling onder verstaan:
1. het opeten van den dode;
2. het doen opeten door dieren;
3. het wegwerpen in het water of het laten afdrijven;
4. het verbranden;
5. het bijzetten;
6. het eigenlijke begraven.
Aan een bespreking van elk dezer methoden moet de algemene opmerking voorafgaan, dat er geen volk is dat zijn doden slechts volgens één dezer methoden behandelt. In de regel is één manier de gewone en geldt dan voor het normale sterfgeval, terwijl voor bijzondere gevallen ook bijzondere methoden worden gebruikt. Wanneer men gewoon is om den dode te verbranden, dan zal men misdadigers op andere wijze behandelen. Ook zuigelingen en mensen, die midden in het volle leven worden weggerukt (de vrouw in het kraambed, de man die uit de boom dood valt of op andere wijze plotseling sterft) krijgen vaak een bijzondere begrafenis. Voor de eersten heeft men heel weinig égards, ze behoorden nog niet tot de gemeenschap, terwijl de vaak grote zuigelingensterfte een gemakkelijker behandeling van deze doden begrijpelijk maakt.
1. Het is Steinmetz geweest, die in een bekende studie over het zgn. „endokannibalisme” een groot aantal gevallen bijeenbracht, waaruit bleek dat primitieve volken er soms geen been in zagen groepsgenoten te consumeren. Uit dit materiaal heeft Steinmetz de hypothese gevormd, dat het opeten van den gestorven groepsgenoot de oudste vorm van lijkbehandeling geweest zou zijn. Deze lijkt niet juist, het opeten van het lijk is ook in de door Steinmetz genoemde gevallen niet de enige methode van behandeling en het schijnen toch nog eerder uitzonderingsgevallen te zijn.
2. Van het door dieren doen verslinden geven de Parsi’s uit de buurt van Bombay een goed voorbeeld. Aarde, vuur en water zijn, naar hun religieuze voorstellingen, zo heilig, dat zij niet door een lijk kunnen worden verontreinigd. Daarom leggen zij hun doden buiten de nederzetting naakt neer in zgn. „torens des zwijgens” (dakhma), bestaande uit een groot aantal stenen bedden, die in een cirkel amphitheatrisch om een centrale put zijn gerangschikt. Gieren verslinden in enkele uren de vleesdelen. Tweemaal per jaar worden de overgebleven beenderen in de centrale put geworpen, waar zij geheel tot stof vergaan. Bij de meeste volken is het werpen van het lijk voor de dieren een behandeling, die men enkel op misdadigers toepast, welke men een „eervolle” begrafenis niet gunt.
3. Bij vele volken werpt men het lijk in het water of laat het de rivier afdrijven. Zo is bekend, dat in Voor-Indië de heilige rivier de Ganges op deze wijze de resten van de verbrande lichamen wegvoert. Het laten afdrijven is hier dus weer niet de enige methode van lijkbehandeling. Ook van de Vikings is bekend hoe, in geval van een voornamen dode, zijn lichaam op een schip gelegd de zee opvoer. Het af laten drijven van den dode ofde resten van het lijk staat mede in verband met de voorstellingen, die men heeft omtrent het hiernamaals. De afgestorvenen gaan naar de voorvaderen en wanneer de stam langs de rivier stroomopwaarts naar zijn tegenwoordige woonplaats migreerde, liet men den dode op deze wijze tot zijn voorvaderen terugkeren. In de regel echter is het werpen in het water evenals het werpen voor de dieren een oneervolle wijze van lijkbehandeling.
4. Het verbranden van de doden vinden wij bij zeer verschillende volken. Vondsten bewijzen, dat lijkverbranding ook onder de praehistorische volken van Europa voorkwam, en wel naast het begraven of bijzetten van het lijk. Op Bali, waar de lijkverbranding van Hindoe-origine is, worden de doden in de regel eerst begraven. Wanneer dan een voornaam persoon overleden is, of op andere wijze de kosten voor de zo kostbare lijkverbranding bijeen zijn gebracht, worden de lijken, of dat wat er nog van te vinden is, opgegraven, in pakjes of bundels gedaan, en verbrand. Liet de lijkverbranding zolang op zich wachten, dat men van den dode, dien men begroef, niets meer terugvindt, dan wordt hij in afbeelding verbrand. De lijkverbranding is op deze wijze te beschouwen als een tweede lijkbehandeling, die de bedoeling heeft den dode naar het eigenlijke hiernamaals te voeren. Hierover onder 6 meer.
5. Het bijzetten van het lijk geschiedt hetzij in natuurlijke grotten, hetzij in een boom of op een daartoe speciaal gebouwde stellage. Ook wanneer de dode op de vlakke grond wordt gezet, waarna hij dan door een stapeling van stenen tegen schending beschermd wordt, kan men van bijzetten spreken. De hunnebedden, die trouwens wel beschouwd worden als nabootsing van rotsgraven, zijn dan dergelijke bijzetmonumenten. Ook op de Europese begraafplaatsen worden wel bouwwerken gevonden, die dienen om de lijkkist in een nis in de muur op te nemen. Waar, zoals in het N. van Europa en Siberië en bij de Eskimo’s, de grond hard bevroren is of wel (zoals op de Kei-eilanden) rotsachtig is of uit koraalgesteente bestaat, kunnen wij daaruit het gebruik verklaren. Toch zetten ook volken den dode op een stellage bij (Borneo en Grote Oost) zonder dat het milieu daartoe dwingt.
6. Het eigenlijke begraven is de meest voorkomende vorm van dodenbehandeling. De graven liggen nu eens bij elkaar buiten de eigenlijke nederzetting, terwijl dan weer de doden in het dorp zelf, soms zelfs in de vloer van de woning of vlak voor de ingang worden begraven. Bij zeer vele volken heeft het graf of het bouwsel op het graf de vorm van een huisje. Het graf is de woonplaats van den dode waar de ziel verblijft totdat zij definitief naar het hiernamaals vertrekt. De nabestaanden brengen dan de offers aan den dode op het graf, houden daar dodenmalen, waarbij zij met den overledene te zamen eten.
Bij vele volken wordt het gebruik van een tweede begrafenis gevonden. Na enige tijd, wanneer de vleesdelen vergaan zijn, worden de resten weer opgegraven om elders opnieuw te worden begraven, of om te worden bijgezet of verbrand. Zolang het lijk nog intact was, verkeert de ziel nog bij het graf, ja sterker, er is een zekere identiteit in de voorstellingen tussen ziel en lijk. Dit geloof kan in sommige culturen tot mummificatie voeren. Is het lichaam vergaan, dan is de ziel vrij geworden en wordt nu onder groot ceremonieel naar het hiernamaals gebracht. Dergelijke feesten