Heilige (Assisi 1193 - 11 Aug. 1253), stamt uit een adellijke familie. Haar vader heette Favarone, zoon van Offreduccio, een zeer aanzienlijk ridder.
Ortolana, haar moeder, was een door en door godsdienstige vrouw, die zich later bij haar dochter in het klooster zou voegen. In 1210 kwam Clara te staan onder de geestelijke invloed van St Franciscusen bekeerde zich. Op Palmzondag, 28 Mrt 1212, verliet zij ’s nachts de ouderlijke woning, werd door Franciscus van haar haartooi ontdaan, en sprak haar geloften uit in het kerkje van O.L.V. ter Engelen. Tijdens een kort verblijf in het Benedictinessenklooster van Santo Paolo, bood zij krachtig weerstand aan haar verwanten, die haar van haar voornemen af wilden brengen.
Daarna nam zij haar intrek in het klooster van Santo Angelo di Panso, waar haar jongere zuster Agnes na enkele dagen eveneens kwam, en, op haar bede, door de verwanten niet kon worden weggehaald. Clara legde nog in hetzelfde jaar (1212) in het klooster van San Damiano, buiten de muren van Assisi, de grondvesten der Tweede Orde van St Franciscus of der Clarissen. In grote mate bezat zij de geest van gebed. Boven de reeds zeer strenge levenswijze door Franciscus voorgeschreven, onderhield zij bovenmenselijke boetplegingen, die de diverse lichamelijke krankheden van haar 28 laatste levensjaren tot gevolg hadden. Haar streven, vooral na de dood van St Franciscus, was er op gericht de goede betrekkingen tussen Eerste en Tweede Orde te bevorderen en de armoede in alle gestrengheid te doen onderhouden.
Voor haar klooster van S. Damiano bekwam zij van Innocentius IV het door hem zelf „ongehoord” genoemde privilegie, steeds de armoede te mogen beleven. Op 9 Aug. 1253, twee dagen vóór haar dood, bekrachtigde dezelfde paus de regel, die zij opgesteld had om de armoede weder in ere te herstellen. Zij stierf, nadat de paus persoonlijk haar zijn zegen gebracht had.
In bijzijn van het pauselijk hof werd zij begraven in de kerk San Georgio, vanwaar haar overblijfselen vijf jaar later overgebracht werden naar de basiliek te harer ere opgericht. In 1255, nauwelijks twee jaar na haar dood werd zij door Alexander IV heilig verklaard. Haar feest wordt gevierd op 12 Aug. Iconografische kenmerken: kruis met palmtak of monstrans.Bibl.: Brieven, in Acta Sanctorum Aug. II (1867), 739/681.
Lit.: M. Beaufreton, Ste Claire d’Assise (5de dr., Paris 1925); Z. Lazzeri, La Vita di Santa Chiara (1920); W. Seton, The letters from S.
Q. to blessed Agnes of Bohemia (Quaracchi, 1924); L. Bracaloni, Santa Chiara (Milano 1930); M. Fassbinder, Die hl. Clara von Assisi (Freiburg 1934).