(1) een Italiaanse provincie in Lombardije, beslaat een oppervlakte van 4722 km2 en telt ca 725 000 inw. De provincie bestaat uit vijf districten: Breno, Brescia, Chiari, Salö en Verolanuova, te zamen met 280 gemeenten.
Haar noordelijk gedeelte is een bergstreek in de Trentiner Alpen. De voornaamste bergpas is de Tonalepas (1884 m), die de verbinding vormt met Tirol.De voornaamste rivier is de Oglio, met de Melal en de Chiese als zijrivieren. Het klimaat is zacht en gezond, de bodem over het geheel vruchtbaar. De belangrijkste voortbrengselen zijn marmer, kolen, ijzer, albast, graan, vlas, wijn, olijven, citroenen, zijde en papier.
(2), de hoofdstad van de provincie Brescia,met 145 424 inw.,ligt zeer fraai aan de voet der Alpen in de Povlakte aan de rivieren de Mella en de Garza, die de stad doorsnijden. De stad ligt aan de spoorweg van Venetië naar Milaan. Zij is grotendeels regelmatig gebouwd en bezit vele kunstwerken en overblijfselen der Oudheid. De belangrijkste gebouwen zijn de Dom, de oude Dom (la Rotonda) uit de 7de eeuw, de zeer oude Afrakerk met kostbare schilderijen, het stadhuis, enz.
De paleizen der families Martinengo en Torio, door Palladio gebouwd, bevatten merkwaardige schilderijenverzamelingen. Een aquaduct voert het water aan voor de 72 openbare en de 400 particuliere fonteinen.
Brescia is de zetel van een bisschop, van een gerechtshof en van een handelsrechtbank. Men heeft er talrijke fabrieken, waarvan de automobiel-, ijzer-, messen- en geweerfabrieken de voornaamste zijn. Er wordt tevens een belangrijke handel gedreven in producten van de vruchtbare omgeving. Wegens haar wapenfabrieken draagt de stad van ouds de naam l’Armata.
Brescia was weleer onder de naam Brixia of Brexia een stad der Cenomani in Transpadaans Gallië; in 225 v. Chr. werd zij een Romeins municipium. Tijdens de oorlog met Hannibal stond Brescia aan de zijde der Romeinen. Attila verwoestte haar in 452, en na de tijd der Langobarden en van Karel de Grote werd zij door graven geregeerd.
Als lid van het Lombardisch Verbond streed zij tegen Frederik I en nam deel aan de overwinning bij Legnano (1176) ; bij de Vrede van Constanz (1183) werd zij als vrije stad erkend. Burgertwisten en oorlogen met de naburige steden brachten haar in 1258 onder het gezag van de wrede Ezzelino. Sedert 1258 wisselden de machthebbers der stad voortdurend. Na velerlei wederwaardigheden en na een hardnekkige belegering door Carmagnola in 1428 viel zij in handen der Venetianen.
In 1769 vloog er een kruitmagazijn in de lucht, waardoor meer dan 200 gebouwen verwoest en 1000 mensen gedood werden. In 1797 werd zij een deel van de Cisalpijnse Republiek en tevens de hoofdstad van het departement Mella. Door het Congres van Wenen (1814-15) werd zij aan Oostenrijk toegewezen. In Mrt 1849 nam zij deel aan de opstand tegen Oostenrijk; de Oostenrijkse generaal Haynau liet de stad bestormen en oefende na de inneming een berucht gebleven strafgericht uit (Haynau, ,,de beul van Brescia”).
In de Italiaanse oorlog van 1859 koos Brescia weder de zijde van Piémont en werd toen bij de Vrede van Zürich met het overig deel van Lombardije aan Piémont afgestaan.
Lit.: Odorici, Storie Bresciane (Brescia 1853-1865, 11 dln) ; A. Ugoletti, B. nella rivoluzione 1848-1849 (Bologna 1899).