Sir, (Exeter 17 Oct. 1792 - 23 Nov. 1872), was een hoofdleider der radicale hervormingspartij in Engeland. Door studie en talrijke reizen maakte hij zich bekend met de meeste talen van Europa en tegelijkertijd met de handelsbetrekkingen en sociale toestanden der verschillende volken.
Hij was een vereerder en leerling van J. Bentham, wiens geschriften hij later uitgaf, en met wie hij in 1824 de Westminster Review stichtte, die onder zijn redactie (1825-1830) het invloedrijkste orgaan der Benthamse hervormingsplannen werd. In 1828 bezocht hij Nederland. Wegens zijn brieven over dit land en zijn vertaling van Nederlandse poëzie (evenals van andere landen) geplaatst in de Morning-Herald, benoemde de Academische Senaat te Groningen hem tot doctor in de rechten. In 1835 werd hij lid van het Lagerhuis, waar hij tot 1837 en daarna van 1841-1849 zitting had en zich een ijverig voorstander betoonde van de vrijhandel, het volksonderwijs en een beter kiesrecht. Na verschillende zendingen tot het aanknopen van handelsrelaties voor de regering te hebben volbracht, werd hij in 1849 consul te Canton, in 1854 gouverneur van Hongkong en superintendent van de Engelse handel in China.
Zijn ondiplomatiek optreden verscherpte de moeilijkheden met China, zodat opnieuw een oorlog uitbrak (zie China, geschiedenis). Na het bombardement van Canton in 1856 werd hij dan ook teruggeroepen.Bibl.: Batavian anthology (1824); Ancient poetry and romances of Spain; Sketch of the language and litterature of Holland (1829); Recollections (uitgeg. door zijn zoon, 1877).
Lit.: G. A. Wumkes, Bodders (1926), blz. 445; J. Haantjes, J. B. en zijn betrekkingen tot Nederland (De Gids, Mei 1930).
