Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BIJSCHILDKLIEREN

betekenis & definitie

(epitheellichaampjes, glandulae parathyreoideae) zijn klieren met inwendige afscheiding die, ten getale van twee of vier, bij de meeste amphibieën, bij reptielen en alle warmbloedige dieren voorkomen. De mens heeft twee paar van deze klieren, soms meer of minder; zij liggen aan de achterkant van de schildklier tegen de luchtpijp aan.

Ze zijn eivormig en wegen te zamen slechts 50-300 mg. Van de schildklier onderscheiden zij zich voor het blote oog niet duidelijk door een okerkleur, maar microscopisch zeer duidelijk aangezien zij niet uit blaasjes maar uit celklompjes bestaan. Eerst in 1880 zijn ze door de Zweed Sandström ontdekt en pas in 1896 gaf het onderzoek van de Italianen Vassale en Generali een beeld van haar functie. Deze kleine orgaantjes hebben een belangrijke invloed op de stofwisseling van Ca en phosphaat.

Zij houden het Ca- en P04-gehalte van het bloedplasma op het normale peil. Worden de bijschildklieren proefondervindelijk of — bij een schildklieroperatie — per ongeluk weggenomen (hetgeen het gevolg kan zijn van een ongewone ligging der kliertjes) dan daalt het Ca-gehalte van het bloedplasma en vooral de Ca-ionenconcentratie vermindert. Het gevolg is een overmatige prikkelbaarheid van zenuwen en willekeurige spieren, waardoor bij zeer geringe of zelfs zonder duidelijke prikkels krampachtige, vaak pijnlijke spiersamentrekkingen ontstaan, vooral in het gezicht en in de ledematen: tetanie. Door inspuiting van geïoniseerd calcium of van bijschildklierhormon (parathormon, in 1925 bereid door de Canadees J. B.

Collip) verdwijnen de krampen, eveneens door behandeling met AT 10.Een overmatige afscheiding van bijschildklierhormon (hyperparathyreoïdie) komt voor bij de zeldzame gezwellen dezer kliertjes. Dan daalt het POj-gehalte van het bloedplasma, terwijl het Cagehalte stijgt. De nieren scheiden veel Ca uit en dit wordt onttrokken aan het skelet. Zo ontstaat dan de ostitis fibrosa cystica of ziekte van von Recklinghausen, die door verwijdering van het gezwel — dat vaak zeer klein is — tot stilstand is te brengen (z beenziekten).

DR H. J. VIERSMA

Lit.: A. Grollman, Essentials of endocrinology (Philadelphia London-Montreal, 2de dr. 1947); M. Tausk, De hormonen, 2de dr. (Utrecht 1943).

< >