Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Baden (badplaats)

betekenis & definitie

gewoonlijk Baden-Baden genoemd, gelegen in het land van die naam, in het Oosdal aan een zijtak van de spoorweg Mannheim-Bazel (station Baden-Oos), is een der mooiste en bekendste badplaatsen van Duitsland. Vóór Wereldoorlog II werd het jaarlijks door gemiddeld 75 000 badgasten bezocht.

De stad ligt op 183 m hoogte en is gedeeltelijk amphitheatersgewijs tegen een heuvel gebouwd. Zij telt (1939) 33 134 inw., en bezit behalve R.K. kerken en een Protestantse, een Russische en een Anglicaanse kerk en een Griekse kapel. Van de onder keizer Hadrianus gebouwde thermen zijn nog resten over. Op de plaats van een bedehuis, waarvan de oudste elementen uit de 7de of 8ste eeuw dateerden, werd de laat-gothische Abdijkerk gebouwd. Het inwendige bevat rijke graftomben der markgraven o.a. van den befaamden „Türkenlouis”. Uit 1467 dateert het aangrijpende kruisbeeld in de zeer oude, slecht gerestaureerde bedevaartskapel Maria Gnadenbronn.

Veel veranderingen onderging het in 1245 gestichte klooster der Cisterciëncernonnen Lichtental, waarin de I3de-eeuwse graftombe (door een zekeren Rufach) der stichteres Irmengard. De grafkapel der markgraven werd in 1372 in gothische trant voltooid. Het raadhuis is een voormalig Jezuïetencollege in Zuidduitse baroktrant opgetrokken in de 17de en 18de eeuw.Het badseizoen duurt van midden Juni tot Sept. De stad zelf is nauw gebouwd, en wordt beheerst door het van 1479 daterende hertogelijk slot. Tegen de Schlossberg liggen de 20 radioactieve zoutbronnen (40-68,6 gr. C.), in het Friedrichsbad (1869-1877) en het Augustabad voor vrouwen (1891-1892). Het centrum van het badleven wordt echter gevormd door het kurhaus. Het water der bronnen gebruikt men vnl. voor waterbaden, alsmede voor dampbaden en stortbaden, eindelijk ook om te drinken en voor het bereiden van pastilles. Het heeft een krachtige werking op de zenuwen.

De voornaamste wandelplaats vormt de Lichtentaler Allee. In de omtrek vindt men het Altes Schloss, welks kelder vroeger de zetel was van het veemgericht,, het fraai gelegen Alt Eberstein, de Mercuriusberg, de Wolfskloof, enz.

De oorsprong van Baden is in de Oudheid tc zoeken. Overblijfselen van baden, visvijvers, enz. getuigen door hun opschriften, dat in 208 n. Chr. Bassianus Caracalla aldaar heeft vertoefd. Van keizer Alexander Severus, die ze in 221 bezocht, ontvingen zij de naam Civitas Aurelia Aquensis. Bij de inval der Alamannen in 234 werden zij waarschijnlijk verwoest, maar door Aurelius Probus weder opgebouwd.

Koning Dagobert schonk ze in 645 aan het klooster Weissenburg. Ca 1052 kwam de stad aan de Zahringers, die zich in 1112 markgraven van Baden noemden. Markgraaf Christoph I bouwde er een slot en verhief naar tot hoofdstad van het markgraafschap (1533). In de Dertigjarige Oorlog werd zij door de Zweden bezet (1632), maar na de slag bij Nördlingen trokken de Oostenrijkers er weer binnen (1634). In 1689 werd de stad door den Fransen maarschalk Duras verwoest. Na de vrede van 1697 verrees zij uit haar as, maar het tijdperk van haar roem was verdwenen; markgraaf Lodewijk Willem verplaatste in 1706 zijn residentie naar Rastatt.

Na de Franse Revolutie echter verzamelden zich hier de emigranten en de badplaats werd beroemder dan ooit te voren. Na 1840 zijn er talrijke grote hotels gebouwd en van 1843-1847 werd het slot gerestaureerd en verbouwd. In het midden der 19de eeuw werd Baden-Baden een modebadplaats en bleef dit ook na de opheffing van de speelbank in 1872. Sedert de geallieerde bezetting van Duitsland na Wereldoorlog II ligt Baden-Baden, dat op 12 Apr. 1945 door het iste Franse leger onder generaal De Lattre de Tassigny was bezet, in de Franse zone; er heerst, naast het mondaine, ook een sterk cultureel leven.

Lit.: W. Schenkendorf, Baden-Baden (in: Deutschlands Städtebau, 1923).

< >