naar de oude benaming Ecclesia Anglicana (door Hendrik VIII opnieuw gebruikt), Established Church onder koningin Elizabeth, ook wel genaamd Church of England of Episcopal Church, heet de Engelse Staatskerk. Door de wens van Hendrik VIII om van zijn eerste gemalin Catharina van Aragon te scheiden en te hertrouwen met Anna Boleyn, kwam de gewelddadige losscheuring der R.K. kerk in Engeland van Rome tot stand.
Op 3 Nov. 1534 werd de koning door het Parlement bij de „Act of Supremacy” erkend als supreme Head in earth, immediately under God, of the Church of England, met de kleine restrictie: voor zover het woord van Christus toelaat (quantum per legem Christi licet). Hiermede waren koninklijke regelingen van bestuur (Submission of the Clergy) en beheer der kerk en haar goederen, met sterk ingrijpen in haar eigen rechten, gegeven, gevolgd door de opheffing eerst der kleine, vervolgens der grote kloosters (1535-1539), ten behoeve der kroon, die met deze goederen een nieuwe adel schiep. De kanselier Thomas Cromwell werd vicaris-generaal van den koning, voor alle kerkelijke aangelegenheden. Hervormd in de leer was de koning geenszins; in 1521 had hij de zeven sacramenten tegen Luther in geschrifte verdedigd en daarmede de pauselijke titel van Verdediger des geloofs (Defensor fidei) verworven. Paus Paulus III sprak nu op 30 Aug. 1535 over hem de ban uit, die eerst in 1538 gepubliceerd kon worden, doch geen gevolg had. De koning bleef de invloed van het Lutheranisme uit het vasteland van Europa, met name door de Zuid-Nederlandse en de Hansakooplieden tegen gaan, zonder hierin te slagen, omdat ook in Engeland geestelijke misstanden en superstitie genoeg bestonden.
Wel kon in 1539, na het pionierswerk van William Tyndale en John Rogers, Coverdale’s Bijbelvertaling verschijnen, the Great Bible of Cromwell’s Bible genaamd, die in 1571 herzien zou worden als Cranmer's Bible. In 1536 werden de X Articles uitgegeven, die een evangelische rechtvaardigingsleer en een R.K. geloofsbegrip met elkander combineerden, weldra iets verbeterd door Cranmer’s Bishop’s Book. In 1539 herstelden echter de VI Articles, het zgn. bloedige statuut, de R.K. leer vrijwel integraal. Onder Eduard VI (1547-1553) werden zij terstond ingetrokken. Engeland zag nu vele vluchtelingen om het geloof binnenstromen en onderging daardoor sterke Calvinistische invloed; onder hen waren Petrus Martyr Vermigli, Bernardino Ochino, à Lasco, de Schot John Knox, de Vlaming Utenhove, ook Bucer en anderen, mede wegens het Leipziger Interim. Cranmer gaf in 1549 het eerste Book of Common Prayer, de Engelse liturgie, die zich geheel aansluit bij de traditie, hervormd op het punt van het Avondmaalssacrament en bestemd om voor altijd de geestelijke band te blijven om allen die over de gehele wereld tot de Anglicaanse communio behoren. Het werd ingevoerd bij de Act of Uniformity en herzien in 1552. Tegelijk verschenen toen de 42 Articles, de geloofsbelijdenis, die over de rechtvaardiging, de vrije wil, en de goede werken reformatorisch over het Avondmaal leren.De kerkgebouwen werden ontdaan van beelden enz. Buitenlandse hervormden, vooral Vlamingen en Walen, kregen hun eigen gemeenten (de Nederlands Hervormde gemeente 1550 in Austin Friars te Londen). Toen Maria, de enige in leven gebleven dochter van Catharina van Aragon, haar halfbroeder opvolgde (1553-1558), werd terstond het Rooms-Katholicisme hersteld. Van haar volk ontving zij de bijnaam Bloody Mary; er vielen omstreeks 280 bloedgetuigen, onder wie in 1556 Cranmer. Onder Elizabeth (1558-1603) kwam voorgoed de Settlement van de Established Church tot stand; de vorst(in) heet voortaan Supreme Governor of this realm . . . as well in all spiritual or ecclesiastical things or causes as temporal (29 Apr. 1559), doch heeft geen gezag inzake de leer; het overige gezag werd uitgeoefend door een Court of High Commission. De Uniformity-Bill van 1559 herstelde ook het Book of Common Prayer op een wijze, die aanstoot trachtte te vermijden en overigens het Avondmaal onder één gestalte, het kruisslaan, het aanroepen der heiligen verwierp.
Niet minder dan 15 van de 16 bisschoppen weigerden de eed op de Suprematie en moesten aftreden. Als aartsbisschop van Canterbury werd Matthew Parker gewijd, maar de R.K. kerk beschouwde deze wijding als ongeldig (Leo XIII bij bulle Apostolicae curae, 1896), terwijl de Anglicaanse kerk de successio apostolica in zijn wijding beveiligd ziet. De geloofsbelijdenis verkreeg in 1563 de vorm der 39 artikelen, herzien in 1571 en door het parlement gewettigd; zij is protestants in Schriftopvatting, rechtvaardigings- en sacramentsleer; art. 37 omschrijft als taak van den vorst alles wat God hem op kerkelijk en wereldlijk gebied opdraagt, met de toevoeging, dat de bisschop van Rome geen rechtsmacht in het koninkrijk bezit.
De stroming der Presbyterianen verzette zich tegen het episcopale stelsel, dat onwrikbaar de Kerk van Engeland vasthield, die der Puriteinen tegen al wat in liturgie en kerkorde verder nog gemist zou kunnen worden, waarbij men moet bedenken, dat puritanisme en Calvinisme niet volstrekt samenvallen. Het Book of Discipline van 1578 werd de puriteinse tegenhanger van het Book of Common Prayer. Leider der Puriteinen was Thomas Cartwright (1535-1603), tot 1570 hoogleraar te Cambridge. In Ierland werd de Engelse kerk tegen de wil van de gehele bevolking ingevoerd. Jacobus I (1603-1625) voerde ook in Schotland het episcopale stelsel in. In deze periode ontstond de richting der High Church, die zich baseerde op een bepaalde interpretatie van het Book of Common Prayer met de eucharistie als centrum, die toenam onder Karel I (1625-1649) met als voornaamsten leider William Laud, sedert 1633 aartsbisschop van Canterbury.
Hiertegenover nam het Non-conformisme toe, tengevolge waarvan het presbyterianisme de overhand verkreeg, voornamelijk gedurende de Westminster Assembly (1643-1647). waarvan de Westminster Confession van 1646 de vrucht is, die in alle Engelse presbyteriale kerken geldt. Gedurende de Commonwealth, na de onthoofding van den koning, heerste het Independentisme, dat zowel tegenover de conformity (Book of Common Prayer) als tegenover het presbyteriaal-synodale stelsel stond. De 17de eeuw zag bovendien vele andere stromingen als Baptists, spiritualisten, piëtisme opkomen. Cromwell was uit overtuiging tolerant, maar niet tegenover Socinianen en Rooms-Katholieken. Het herstel der Stuarts bracht ook het herstel van de Staatskerk mede onder Karel II (1660-1685; de Act of Uniformity van 1559 werd in 1662 herhaald); op één dag (24 Aug. 1662) werden 2000 Puriteinse leden van de clerus afgezet.
Het Book of Common Prayer ontving 1661 zijn definitieve redactie. Nonjurors en Nonconformisten waren degenen, die de vernieuwde Act of Uniformity niet aanvaardden. Tegenover het absolutisme en neiging tot het Katholicisme van den koning stelde het parlement de Test-act in 1673, volgens welke men voor het bekleden van enig openbaar ambt communicant der Staatskerk moest wezen; deze act is eerst in 1828 opgeheven. Voortaan waren Rooms-Katholieken en Dissenters in de oppositie; vooral de Quakers moesten het ontgelden. De Tories steunden den koning en de High Church, de Whigs waren voor volkssouvereiniteit en tolerantie. In deze periode kwam het Latitudinarisme op, de theologisch en filosofisch meer vrije, critische en minder dogmatische richting van overigens trouwe Anglicanen als John Tillotson (1630-1694), sedert 1691 aartsbisschop van Canterbury.
Karel II stierf als Rooms- Katholiek en Jacobus II (1685-1688) was Rooms-Katholiek, waardoor deze kerk zijn tolerantie prijst. De Glorious Revolution (1688), de troonsbestijging van William and Mary (1689-1702) betekende het herstel van het Engelse protestantisme en schonk terstond de Tolerantie-bill (1689), zonder dat de Test-act werd opgeheven en zonder dat het Rooms-Katholicisme en het Socinianisme meer ruimte verkregen; de Protestant Dissenters echter konden hun eigen weg gaan (de termen Dissenter en Free Churches worden thans mede begrepen in Nonconformism). Theologie en geestelijk leven hebben in de 17de en 18de eeuw veelzijdig gebloeid: zowel het Unitarisme als anderzijds, onder strijd, de Quakers en de Methodisten, uit welke de Evangelical of Low Church Party is voortgekomen (tot omstreeks 1830). In het begin der 19de eeuw ontwikkelde zich de beweging der Broad Church, die vooral gekenmerkt is door haar sociale actie (F. D. Maurice, Charles Kingsley (1819-75)) en die openstond voor historisch-critisch Bijbelonderzoek.
Van ingrijpender betekenis was de Oxford-Movement, die de Engelse Kerk niet anders kon beschouwen dan als deel der ene R.Kath. Kerk en haar liturgie en instellingen geheel in dit licht beschouwde. De grote leider John Henry Newman (1801-1890) ging in 1845 over tot het Rooms-Katholicisme, anderen als Edward Pusey (1800-1882) bleven en voerden de beweging van het ritualisme in. Hieruit is het Anglo-Katholicisme voortgekomen, dat de Rooms-Katholieke leer met het primaat van Petrus en de onfeilbaarheid van den paus erkent en grote weerstand vooral in zijn opvatting der eucharistie ondervond. Deze beweging staat achter de herziening van het Book of Common Prayer, die in 1927 en 1928 door het Lagerhuis is verworpen. Concrete resultaten heeft zij ook niet bereikt in de zgn. Mechelse besprekingen, begonnen door Lord Halifax en anderzijds kardinaal Mercier (1921-1926); zij zijn door de encycliek Mortalium animos van 1928 voorlopig afgesloten.
De Engelse Kerk telt twee aartsbischoppen en 43 bisschoppen (in Wales 6, Schotland 7 en Ierland 13); de aartsbisschop van Canterbury is de primas, onmiddellijk na hem volgt die van York. De bisschop heeft het recht tot confirmatie, ordinatie en beperkte rechtspraak; overigens is deze in handen der Ecclesiastical Courts, waar het oorspronkelijk canonieke recht trouwens wel geheel uitgestorven is. De bisdommen zijn in archdeaconries ingedeeld. Aan het hoofd der kathedrale kerken staat een dean met 4 à 6 kanunniken (canons), aan het hoofd van elke parochie een eigen geestelijke met hulpgeestelijken en kapelaans; allen kunnen gehuwd zijn. De koning benoemt de bisschoppen in zoverre, dat de kapittels verlof tot benoeming (congé d’élire) maar tevens een aanwijzing daartoe ontvangen; ook vele andere posten vallen onder het patronaat van de kroon, de overige worden door de bisschoppen, de kapittels of wereldlijke patroons benoemd. De aartsbisschoppen en 24 der bisschoppen, naar anciënniteit van hun wijding, hebben zitting in het Hogerhuis.
De kerkelijke wetten behoeven sedert Hendrik VIII de goedkeuring van het Parlement, hetgeen de val voor de bovengenoemde Prayer-Book Measure heeft betekend en feitelijk een verschil ten ongunste der Anglicaanse Kerk vergeleken met de Dissenter-kerken uitmaakt. Vele Nonconformists waren trouwens tegen de voorgestelde wijzigingen. Zichzelf bestuurt de kerk in de beide Convocations, van Canterbury en York, in alle geestelijke zaken, elk met een Hoger- en een Lagerhuis (de oorsprong van het Parlement), die in 1852 voor het eerst na 135 jaar weder bijeenkwamen en een groot deel van de taak, die het Parlement verwaarloosd had, konden opvatten. Na Wereldoorlog I werd bij de Enabling Act van 1919 de Church Assembly gevormd, bestaande uit drie huizen: bisschoppen, leden der Convocations en leken, met wetgevende macht om aan het bovengenoemde ongunstige verschil tegemoet te komen, maar onder reserve van het veto van het Parlement. Sedert 1867 hebben om de tien jaar de pan-anglicaanse Lambeth-Conferenties van alle Anglicaanse bisschoppen ter wereld plaats. Zij hebben groot geestelijk en zedelijk, maar geen strikt wetgevend gezag en zijn in zekere zin een voorvorm van de Oecumenische beweging geworden.
Zij verenigen ook de bisschoppen der zendingskerken in haar verband. In 1920 werd intercommunie met de Grieks-orthodoxe kerken en daarna met de Zweedse kerk, in 1931 met de Oud-Katholieken, erkend. In de verhouding met de Dissenterkerken in Engeland en de thans herenigde Kerk van Schotland, die wel van toenadering getuigt, blijft vooral de ritus en daarnaast de opvatting der apostolische successie principiële moeilijkheden opleveren.
De Anglicaanse Kerk omvat ongeveer de helft der bevolking van Groot-Brittannië. Wales is sedert 1919 zelfstandig. Ongeveer 18 000 leden telt de clerus en 4500 diaconessen, die gemeentewerk verrichten. De Anglo-Katholieken kennen kloosterlijke congregaties voor mannen zowel als vrouwen. De Anglicaanse Kerk, op revolutionnaire wijze zelfstandig geworden, maar voortdurend geïdentificeerd met de natie zelf, vertoont aan de andere kant het karakteristieke besef dezer natie voor traditie en behoud. Zij wil, vooral naar de leer der High Church, de rechtstreekse voortzetting der vroeg-christelijke Kerk zijn.
In geen niet-R.K. kerk ter wereld zijn het leven en de theologie zo rijk doorvoed met de schatten der kerkelijke oudheid. Dit waarborgt mede haar voortdurende jeugd.
PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Lit.: J. Strype, Ecclesiastical Memorials, 3 vols. (London 1721, Oxford 1822); Idem, Memorials of Th. Cranmer (London 1694); W. Hunt and W.R. Stephens, A History of the English Church, 8 vols. (London 1899-1910); H. Eyster Jacobs, The Lutheran Movement in England during the reigns of Henry VIII and Edward VI (Philadelphia 1916); The Book of Common Prayer; J.
Ketley, The two Liturgies of A.D. 1549 and A.D. 1552 (Cambridge 1844); J. E. Field, The English Liturgies of 1549 and 1661 (London 1920); F. Procter and W. H. Frere, A New History of the Book of C.
P. (London 1932); B. J. Kidd, The Thirty-nine Articles, 2 vols., S.P.C.K. (1899); E. Bickwell, A theological introduction of the 39 Articles (2London 1925); Y. Brilioth, The Anglican Revival (London 1925); Cecilia M. Ady, The English Church and how it works (London 1940); G.
W. O. Addleshaw, The High Church tradition (London 1941); Official Year Book of the Church of England; Proceedings and Publications of the Church Assembly; Reports of the Lambeth Conferences.