Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Aubergine

betekenis & definitie

(Solarium melonpena L.) is een plant, behorende tot de familie der Solanaceeën. * Zij wordt ook eierplant genoemd. Het is een éénjarige plant; zij heeft een vertakte stengel met grijsgroene bladeren, welke donzig behaard zijn.

In de oksels der bladeren staan kortgesteelde bloemen, blauwachtig van kleur. De kelk is evenals de bladsteel en bladnerven voorzien van korte stekels. De vruchten zijn al naar het ras verschillend van vorm (eirond, langwerpig), van grootte (5-30 cm) en van kleur (wit, rood, violet, zwart, gestreept).De aubergine komt uit Indië. Zij eist dus veel warmte. Zij wordt in Nederland alleen in de zomer, in kassen of warenhuizen gekweekt. De teelt gelijkt veel op die van de tomaat. Men behoudt echter de meerdere stengels en alleen bij zeer weelderige groei moet de plant gesteund worden. De jonge plantjes worden een paar maal verspeend en ten slotte bij een plantafstand van ongeveer 80 X 60 cm uitgezet.

F.r bestaan meerdere variëteiten, die van elkaar verschillen in grootte van plant, in kleur, vorm en lengte van vrucht, in tijd van rijpheid van de vrucht. De meest gekweekte variëteit is de lange violette vroege, met violetgekleurde vruchten, die 15 à 20 cm lang en iets gebogen zijn. De planten hebben nogal last van bladluis en spint, terwijl de schimmel, Phytophthora infestons, welke de bekende aardappelziekte (’t kwaad) veroorzaakt, haar ook kan aantasten.

Ofschoon de teelt van aubergines in Nederland al 40 jaar bekend is, heeft zij toch weinig te betekenen. De vrucht wordt door de Nederlanders practisch niet gegeten. In de streken rond de Middellandse Zee is de teelt wel van belang. De vrucht wordt daar gestoofd of in olie gebakken of uitgehold en met gehakt gevuld gegeten. In fijne groentenwinkels en op tentoonstellingen liggen de vruchten wel om haar sierwaarde. De vruchten worden van Juli tot Oct. aangevoerd.

Eén variëteit heeft witte vruchten, welke op ganzeneieren gelijken. Hieraan heeft zij haar naam eierplant te danken evenals de langwerpig peervormige of ronde, donkerviolette of witte vrucht. De eerste is oneetbaar en wordt alleen gekweekt om haar sierwaarde, de tweede wordt als fijne groente gegeten.