Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Stengel

betekenis & definitie

(caulis) is de naam voor het gedeelte van de plant, dat de bladeren draagt. In het algemeen duidt men hiermede de kruidachtige as aan; de verhoute, door secundaire groei verdikte stengel noemt men stam (truncus).

Naast de functie als drager van de bladeren dient de stengel voor het transport van water en assimilatieproducten; in vele gevallen voor het opslaan van reservestoffen, soms ook als assimilerend orgaan. De stengel ontwikkelt zich uit het vegetatiepunt (top-meristeem); de bladeren worden hierin aangelegd als kleine uitgroeiingen. Bij de lengtegroei schuiven deze primordia — aanvankelijk door deling, later door strekking der cellen — uit elkaar, waardoor de stengelleden (internodiën) ontstaan, gescheiden door knopen (nodiën); een knoop is het deel van de stengel, dat door inplanting van het blad in bouw gewijzigd is. In de oksel van de bladeren ontwikkelen zich de zijtakken, die dezelfde bouw als de hoofdas bezitten.De stengel kan zijn een monopodium (spar), wanneer hij met hetzelfde vegetatiepunt blijft doorgroeien; of een sympodium (iep, kastanje), wanneer hij zich steeds uit een zijtak verlengt en de top van de vorige as verloren gaat.

De lengte van stengels en stammen kan zeer groot worden; zo bijv. de stam van de Sequoia gigantea (uit Californië, die 140 m hoog wordt bij een stamomtrek van 35 m), van Eucalyptus (Australië, die 130 m hoog wordt bij een omtrek van 20 m), van rotansoorten (tot 160 m lang bij een diameter van 3—4 cm).

De stengel kan rechtopstaand (orthotroop) groeien, maar ook liggend (plagiotroop), zoals bij de wortelstok. De windende of slingerende stengel windt zich in een schroeflijn om een tot steun dienende as omhoog: meestal is hij linksdraaiend, soms rechtswindend (hop; kamperfoelie); het kan gebeuren dat bij eenzelfde soort zowel links als rechtswindende stengels voorkomen (bitterzoet) of dat dezelfde stengel nu eens links- dan weer rechtswindend is.

Bijzondere stengelvormen. In verband met de levenswijze van de plant en de functie van de stengel kan deze sterke wijzigingen in zijn bouw ondergaan. Als as-orgaan is hij meestal cylindrisch van bouw. Bijzondere vormen van ondergrondse stengels zijn:

1. wortelstok (rhizoom), veelal vertakt, aan zijn jongste delen voortgroeiend, terwijl het oudste, achterste deel meer of minder snel vermolmt. Door het bezit van een wortelstok wordt de plant overblijvend; met een vertakte wortelstok kan bovendien een vegetatieve vermeerdering optreden, omdat de zijtakken op den duur vrijkomen.
2. Knol (tuber), die rokken kan dragen (Crocus, Herfsttijloos) of geen rokken draagt en dan een naakte knol heet (aardappel).
3. Bol.