Heilige, Benedictijn, martelaar, apostel der Pruisen. Zijn doopnaam was eigenlijk Voitech.
Hij werd geboren te Praag omstreeks 956, was van vorstelijke afkomst, ontving zijn opvoeding op de Domschool te Maagdenburg en werd in 983 gewijd tot bisschop van Praag. Daar hij door zijn gestrengheid het misnoegen had gewekt van de pas bekeerde Christenen in Bohemen, begaf hij zich in 988 naar het klooster Monte Cassino en van daar naar het S. Alessioklooster te Rome, waar hij met pauselijk verlof monnik werd. Nadat hij in 993 naar Praag was teruggekeerd, verliet hij, verontwaardigd over de woestheid der Bohemers, opnieuw zijn bisdom en trachtte het Christendom in Hongarije uit te breiden. In 996 kwam hij echter vanuit Rome, waar hij weer in het S. Alessioklooster was ingetreden, in het gevolg van keizer Otto III, naar Bohemen terug, maar vertrok van daar naar Polen, naar hertog Boleslaw, om er aan de heidenen, inzonderheid aan de Pruisen, het Evangelie te verkondigen, maar zonder veel vrucht. Hij werd bij het dorp Tenkitten in Samland door een heidensen priester gedood en zijn stoffelijk overschot, in de dom te Gnesen bijgezet, werd in 1039 naar Praag overgebracht. Zijn gedenkdag valt op de 23ste April.