is het onbehaarde deel van het hoofd, waarin de voornaamste zintuigen zijn gelegen: oor, oog, smaak en reuk en de toegangswegen tot het ademhalingsorgaan (neus) en het spijsverteringsstelsel (mond) beginnen. De huid van het aangezicht is dun, soepel en gemakkelijk verschuifbaar en kan bewogen worden door spieren, die enerzijds aan het skelet, anderzijds aan de huid vastzitten.
Deze spieren, de zgn. mimische spieren, kunnen dus de uitdrukking van het gelaat veranderen (mimiek). Daarbij ontstaan over het algemeen groeven en plooien in de huid, die loodrecht staan op de lengterichting van de spier. De voorhoofdsspier bijv. ligt onder de huid van het voorhoofd en loopt verticaal naar boven-achter. Bij samentrekking ontstaan de bekende dwarsgroeven en plooien in het voorhoofd, die het gelaat een uitdrukking van aandacht verlenen. Wanneer op hogere leeftijd de elasticiteit van de huid afneemt, worden deze groeven en .plooien constant' en krijgt het gelaat een persoonlijke uitdrukking, die overeenkomt met de meest voorkomende gemoedsgesteldheid. Men denke bijv. aan de zgn. kraaienpootjes aan de buitenste ooghoeken (lachende uitdrukking).Het gelaat van kind en vrouw is relatief en absoluut kleiner dan bij den man. Bovendien zijn de verhoudingen anders en is de huid door een rijkere vetlaag beter gecapitonneerd, waardoor het oppervlak gladder is.
DR A. DE FROE
Lit.: Dr Bruno, De physiognomiek van Lavater, (Amsterdam z. j.); Pierre Abraham, Eén gelaat, twee gezichten (Santpoort 1935); Prof. Dr Max de Grines, Der menschliche Gesichtsausdruck und seine diagnostische Bedeutung; Carus, Die Symbolik der Menschen (1853); Piderit, Mimik und Physiognomik (1862); Lange, Die Sprache des menschlichen Antlitzes (1939); Arthur Schopenhauer, Werke (Brockhaus Verlag) Dl V, pag. 190.
Aangezichtsverlamming, of facialis-paralyse, is een verlamming van de gelaatsspieren tengevolge van een functiestoornis der zevende hersenzenuw, de nervus Jacialis. Meestal komt deze aandoening eenzijdig voor, slechts zelden is de zenuwgeleiding aan beide zijden onderbroken. De patiënt met aangezichtsverlamming heeft een zeer kenmerkend uiterlijk. De mondhoek hangt slap omlaag en kan niet worden opgetrokken, het oog kan niet gesloten worden, terwijl fronsen van het voorhoofd aan de verlamde zijde niet mogelijk is. DR VERJAAL
De oorzaak is meestal een zenuwontsteking, die zeer plotseling optreedt. Veelal gaat de patiënt ’s avonds gezond naar bed om de volgende morgen tot zijn schrik te bespeuren, dat hij een scheef gezicht heeft. Verder kunnen gezwellen en ontstekingen in de omgeving de zenuw beschadigen en de geleiding onderbreken. Zo ziet men nogal eens een aangezichtsverlamming ontstaan bij ziekten of operaties in het middenoor. Behalve de boven beschreven zgn. „perifere” facialis-paralyse, die een verlamming van de gehele betreffende gelaatshelft tengevolge heeft, kennen wij een „centrale” facialis-paralyse, waarbij alleen het onderste gedeelte van het gelaat verlamd is. Hierbij hangt wel de mondhoek omlaag, maar het oog kan gesloten worden en fronsen van het voorhoofd is mogelijk. Deze centrale verlamming ziet men o.a. bij patiënten met een hersenbloeding. Zij ontstaat wanneer de zenuwgeleiding van de hersenschors naar de kern van de nervus facialis in het verlengde merg is onderbroken.