is het zintuig waarmee mens en dier geuren waarnemen. Het eigenlijke reukorgaan is het reukslijmvlies dat zich beiderzijds in het bovenste deel van de neus bevindt, direct tegen de schedelbasis aan.
Het geurende materiaal geeft voortdurend deeltjes af van moleculaire grootte, die door de lucht worden vervoerd naar het reukslijmvlies.Stoffen die gemakkelijk in gasachtige toestand overgaan hebben in het algemeen een sterke geur, bijv. terpentijn, benzine, terwijl de niet-vluchtige stoffen zoals zware metalen betrekkelijk reukloos zijn. Want om een geur te kunnen waarnemen moet het materiaal het neusslijmvlies in gasachtige toestand bereiken. Er zijn vele verschillende geuren die echter moeilijk zijn in te delen; er bestaat geen verband tussen de chemische structuur en de geur van een stof. De reuk is nauw verwant aan de smaak; bij verlies van de smaak is de reuk sterk verminderd, en omgekeerd.
Het reukslijmvlies bestaat uit de eigenlijke zintuigcellen en steuncellen. De zenuwvezels die de prikkels geleiden vormen de zgn. fila olfactoria, die door kleine openingen in de schedelbasis zich een weg banen naar het primaire reukcentrum (bulbus olfactorius). Van hier geleiden zenuwen de prikkels verder naar de hippocampus, een deel van de hersenschors.
Het reukzintuig past zich snel aan: bij iets langere inwerking van een geur wordt deze niet meer waargenomen. Het is een bekend feit dat een, in het begin als sterk waargenomen, geur na verloop van tijd niet meer wordt geroken. Het reukslijmvlies is soms ongevoelig voor bepaalde geuren, bijv. cyaangas.
De reuk is bij de mens slecht ontwikkeld, vergeleken bij sommige dieren, voor wie het reukorgaan van het grootste belang is daar dit het dier leidt op zoek naar voedsel en tevens waarschuwt voor naderend gevaar. Verlies van het reukvermogen is betrekkelijk zeldzaam en komt voor bij vernietiging van het reukslijmvlies door chronische ontsteking of door ziekelijke afwijkingen in het voorste deel der hersenen.