(somtijds afgekort tot aancirkel) van een driehoek noemt men in de meetkunde een cirkel die één der zijden en de verlengden der beide andere zijden aanraakt. Indien A, B, en C de hoekpunten, a, b en c de respectievelijk daartegenover gelegen zijden van de driehoek zijn, is het middelpunt Ma van de aan de zijde a rakende aangeschreven cirkel het snijpunt van de hoekdeellijnen van ㄥ A en van de nevenhoeken van ㄥ B en ㄥ C.
De straal van deze aangeschreven cirkel wordt gewoonlijk met ra aangeduid en is gelijk aan wanneer 0/(s-a) de oppervlakte en s = ½ (a + b + c) de halve omtrek van Δ ABC voorstelt. Zijn P, Q en R de op de zijde B C, resp. de verlengden van CA en A B gelegen raakpunten, dan is A Q_= A R = s, B R = B P = s -c en C P = C Q = s - b. De middelpunten Ma, Mb, Mc der drie aangeschreven cirkels van een driehoek en het middelpunt I van de ingeschreven cirkel zijn de hoekpunten van een orthogonale vierhoek, d.w.z. elk dezer vier punten is het hoogtepunt van de driehoek die de drie andere tot hoekpunten heeft.