Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gang

betekenis & definitie

In versch. verb. die in de standaardt. niet voorkomen: iem. zijn gangen laten gaan, zijn gang laten gaan, zijn zin laten doen; - zijn gang gaan, (fig.) bij zijn gewoonte blijven, niet uit de tred gaan, ook: zich niet haasten; - een gang gaan, ervan langs krijgen; - zijn gangetje lopen, zijn gangetje gaan.

Als ze Koob zijn gangen had laten gaan, was hij zeker heel het huis al gaan verbouwen, BLOMMAERT 1945, 71.

Alles bleef er zijn zelfde gangetje lopen, met de regelmaat van een automatisch poppenspel, dat maar één bedrijf uitvoeren kan, DAISNE 1950, 126.

Als hij dan ergens ene-met-leep-oren (t.w. een haas) had losgemaakt, bond hij die aan zijn broeksriem onder zijn wijde toog....

Welke boswachter of gendarm... zou de onbeschaamdheid hebben gehad hem te vragen: ‘Mijnheer Pastoor, wilt ge asteblieft uw rok eens opheffen?’ Hij zou een gang gegaan zijn, kunt ge toch peinzen, CLAES 1976, 19.

- Aan gang zijn, aan de gang zijn, bezig of begonnen zijn; - wat is er met hem aan de gang e.d., aan de hand.

„Er is wat aan den gang met hem”, maar ze zegt het niet... Toen zij in nesten zat, was ze even bot en nukkig als hij, WACHTERS 1946, 84.

Haar vader zou willen weten wat er met Achiel Jeroen, de slagersknecht aan de gang is. Hij is op tweede Paasdag van huis vertrokken om het feest van de Vette Os bij zijn baas te vieren, en sindsdien is hij niet weergekeerd, TEIRLINCK 1952, 2, 24.

Zo kon pas op het laatste nippertje, terwijl de onruststokers reeds aan gang waren, de opstand de kop worden ingedrukt, BOON 1961, 221.

Wimbledon heeft ons aangegrepen door zijn stilte.... Als een partij aan gang is wordt ze slechts begeleid door stilte, Gazet v. Antw. 4/7/1977.

- In gang brengen, (van handelingen enz.) beginnen (en doen voortgaan); - in gang geraken, zijn, aan de gang raken, zijn; - in gang schieten, beginnen, op gang komen; van een motor bep.: starten; - iets in gang steken, stellen, zetten, iets in beweging brengen, aan de gang brengen (m.n. van machines). In deze verb. veelal als gall., naar fr. (être) en cours.

Op dat uur... is Hilarie’s gedienstigheid officieel in gang geschoten, JONCKHEERE 1957, 95.

Ze waren allen te druk bezig geweest met hun dromen gestalte te geven... , met fabrieken op te richten en machines in gang te steken, om dat verre gerommel aan de einder te horen, BOON 1961, 236. Gelukkig hoorde hij het ongeduldig getoeter van de file, die zich reeds achter ons had gevormd, zodat hij uiteindelijk toch weer in gang schoot, Vrouw en Wereld febr. 1975, p. 34.

Depanneur voor het in gang stellen van industriële verwarmingsketels, stoomketels, enz., Gents Adv. 12/8/1976.

Vermoedelijk zat iedereen voor zichzelf te overleggen, hoe het vandaag verder moest als de afgejakkerde kar niet in gang zou geraken, LAMPO 1976, 286.

Bovendien heeft hij die herverkiezing in gang gestoken. De mensen zullen dat niet vergeten, Gentenaar 9/5/1977.

- Op gang gaan, zijn, op pad, op stap, op weg gaan of zijn; ook: aan de zwier gaan, zijn.

Van de ochtend tot de avond waren meneer Vital en de jonge Taghon met hun mannen op gang. Bij de minder vermogenden lieten zij geld, kleren, eet- en drinkwaren achter, BUYSSE 1959, 154.