Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

doen

betekenis & definitie

I. Als hoofdww.

1. In versch. verb. (inz. met een znw. als object), als gall. (ter vert. van fr. faire), waar in de standaarde maken gebruikt wordt. Hierna volgen slechts enkele voorb.: gebaren -; opmerkingen - (vgl. fr. faire des remarques); overuren - (vgl. fr. faire des heures supplémentaires); een praatje doen; rechtsomkeer doen; een selectie doen; een wandeling doen (vgl. fr. faire une promenade) enz.

Om de neerdrukkende stemming op te klaren, stelde Paul aan Milla voor een wandeling te doen, BIJDEKERKE 1948, 335.

Het best nu is dat Mak hem niet in de ogen bekijkt. En dat hij geen ongewone gebaren doet, TEIRLINCK 1932, 1, 66.

Hij wacht tot de Meester zich met indrukwekkende stijfheid naar de deur begeeft... om dan zelf even vormelijk rechtsomkeer te doen en de bibliotheek te verlaten, TEIRLINCK 1952, 1, 113.

Na de mis van acht uren komt Leander een praatje doen, DE PILLECYN 1962, 71.

Heeft iemand opmerkingen te doen? Keurig Ndl. 1973, 116.

Mevrouw N. heeft voor de decoratie van dit appartement een selectie gedaan uit wat men noemt hedendaags en stijlmeubilair en woningtextiel, Maand jan, 1977, p. 17.

Nadat tijdens de eerste drie maanden van 1977 reisagenten en touroperators op zaterdag overuren moesten doen om bestellingen bij te houden... kwam na Pasen de klassieke daling, Gentenaar 19/5/1977.

- In verb. met andere ww. dan maken in de standaarde: een eed doen, afleggen (vgl. fr. faire un serment); - de proef doen, nemen (vgl. fr. faire l’essai); zijn studies doen, studeren (vgl. fr. faire ses études) enz.

Speciaalzaak voor inlijstingen - lijsten - reprodukties. Doe de proef op de som, Shopping (ed. Gent) 12/8/1976.

P. deed zijn studies aan de H. Hartschool, Uit een reclamefolder Brussel jan. 1977.
2. (Iem., iets) (naar huis, naar school, naar boven enz.) brengen.

Mama en Papa zelf deden ons naar boven en bleven bij ons bed vertellen, LIA TIMMERMANS 1962, 73.

Dikwijls bakte hij zelf voor ons een pan gewonnen brood, of deed ons een eindeke naar school tot aan het hoekske van de markt, LIA TIMMERMANS 1962, 124.

Hij was dol geworden omdat J. haar naar huis deed en was hen gevolgd, Gentenaar 22/5/1977.

3. Zich (niet) laten doen, met zich (niet) laten sollen, zich iets (niet) laten welgevallen; ook in erotische zin: zich (niet) laten ‘nemen’.

Mijn man wil mij afranselen omdat ik weiger mij te laten doen door een sergeant voor vijftien frank! BRULEZ 1950, 181.

Zij reageren zoals iemand die zich niet laat doen. Zij scharen zich achter de Vlaamse P.V.V. Waarop wacht U? Nieuwsblad 21/6/1977.

Tijdens vechtpartij in Brussel. Catherine liet zich niet doen: man met steken in ziekenhuis, Gentenaar 8/7/1977.

II. Als hulpww.

Gevolgd door een infin., ter aand. dat men door anderen iets laat verrichten, uitvoeren enz.; er voor zorgen dat -; in de standaarde veelal: laten.

Ik werd met geweld ontvoerd en in zothuis opgesloten. Ik ben niet zot. Doe me bevrijden, LANGENS 1947, 26.

De koster doet zeggen dat hij de kamer in het achterhuis niet langer aan Mak’s neef kan afstaan, TEIRLINCK 1952, 2, 27.

Ik deed mijn snor bewerken volgens ’t ontwerp van Boorman, ELSSCHOT 1960, 280.

Als je bij de poort even wacht? Ik doe je zo aanmelden, ELSSCHOT 1960, 365.

Men kan alleen vermoeden dat hij een lid van een van de twee strijdende families een pleziertje deed, wat volstond om iemand van de andere familie naar Turijn te doen komen, met het afgezaagde jachtgeweer dat bij dergelijke moorden altijd wordt aangewend, Gentenaar 26/7/1977.

Zij: Jij bent toch met madame getrouwd... Ik: Ze is niets waard in bed. Zij: Doe het huwelijk dan verbreken, GEERAERTS 1977, 39.

III. Zelfst. gebruikt.

In enkele verb.: er is geen doen aan, er is niets aan te doen, er is geen beginnen aan; - iem., iets van doen hebben, nodig hebben; ook in de bet.: met iem. te maken hebben.

- Zie ook vandoen.

Men zou zeggen dat zij juist troebel water van doen hebben om best naar hun meug te zwemmen, TEIRLINCK 1952, 1, 22.

Riene kon de rust nemen die zij van doen had, TEIRLINCK 1952, 2, 8.

Gevieren zouden ze terug gaan naar de naaister en zich voordoen als twee paartjes die wilden trouwen, en waartoe de meisjes bruidsjaponnen van doen hadden, Gazet v. Antw. 21/4/1977.

Het leven dat de Heer leeft (na zijn verrijzenis) heeft alleen met God van doen, Gazet v. Antw. 26/6/1977.