Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

huis

betekenis & definitie

1. Inz. in de reclamet.: huis van vertrouwen, vertrouwd adres, vertrouwensadres; - ten huize komen, aan huis komen; (iets) ten huize bestellen, thuis bezorgen, vooral in de verb. men bestelt ten huize; huis Janssens, firma J.; - vaak ook in toep. op een winkel of zaak, vooral in sam.: meubelhuis e.d..

Problemen? Raadpleeg ’n privé-detektieve, kosteloze inlichtingen ... . Op verzoek kom ik gratis ten huize, Gents Adv. 12/8/1976.Geld in 24 uur. Ik kom ten huize, Gentenaar 19/5/1977.

2. Daar komt niets van in huis e.d., daar komt niets van (terecht).

Het betekende dat zij gingen verstrooid en vernietigd worden, en dat van mijn plannen niets niemendal meer in huis ging komen, dat mijn droom ging ineenstorten, BOON 1961, 100.

Het (komt) nog zover, dat de flatbewoners, zullen moeten petatten planten langs de autostrades. Wat zal daarvan in huis komen? Het droevig vooruitzicht is nakend, dat er geen of weinig boerderijen meer zullen zijn, Gazet v. Antw. 19/4/1977.

Claudine, heb ik gezegd. Van dat zomerverlof volgend jaar komt niks in huis. Ik rij volgend jaar weer de Tour, Gentenaar 22/7/1977.

Sam.: bloemenhuis, bloemenzaak, -winkel; confectiehuis, confectiezaak; handelshuis (zie ald.); meubelhuis, meubelzaak; opbrengsthuis (zie ald.); - huisbewaarder, (pur.) conciërge (We hebben enige tijd geleden een paar artikelen gepubliceerd waarin de problemen van de huisbewaarders aan de orde kwamen, Volksmacht 3/11/1976, p. 8.

Om te protesteren tegen „de Angolese agressie tegen Zaïre”, hebben zeven tot acht jongeren ... de Angolese ambassade in Brussel aangevallen. Daarbij liep alleen de huisbewaarder licht lichamelijk letsel op, Gazet v. Antw. 1977); huisdoek, (gewest.) dweil; huisduif, iem. die altijd thuis zit, huismus (Ze gingen zelden uit, ze waren echte huisduiven, VAN AKEN 1965, 38); huiskring, huiselijke kring; huislinnen, verzameln. voor textielwaren voor huishoudelijk gebruik (Exclusieve verdeelster van grote Amerikaanse merken van huislinnen, Gentenaar 19/5/1977); huistaak, (schoolt.) huiswerk (Als men ... de kinderen bij hun huistaken bijstaat ..., dat men dan meer tot ontplooiing komt dan b.v. op kantoor of fabriek, Vrouw en Wereld sept. 1974, p. 42.